Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10936

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 6 april 2022 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 25 november 2022

Hoorzitting: 12 oktober 2023

Overdracht advies aan UHT: 27 oktober 2023

Samenvatting

De Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) op 15 november 2022 ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.

De compensatie is aan belanghebbende toegekend, omdat er bij de beoordeling van haar situatie over de toeslagjaren 2008 en 2009 fouten zijn gemaakt. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 7 september 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is voor de hiervoor genoemde jaren een compensatie van in het totaal € 60.263 toegekend.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Gelet op artikel 8.6 Wht moet de bestreden beschikking van 3 maart 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 8 april 2020 een verzoek ingediend voor een
    herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2008 en
    2009.
  • Bij brief van 23 juni 2021 is belanghebbendezij geInformeerd dat zij op basis van
    de eerste toets een voorschot van € 30.000 krijgt uitbetaald, maar dat de
    herbeoordeling nog niet klaar is.
  • Bij brief van 10 december 2021 is een voorlopige compensatie van € 60.062 voor
    de jaren 2008 en 2009 toegekend.
  • Bij beschikking van 6 april 2022 heeft UHT beslist dat belanghebbende definitief
    recht heeft op een compensatiebedrag van € 60.263 voor de jaren 2008 en 2009.
    Zij heeft aanvullend nog € 201 van UHT ontvangen.
  • Namens belanghebbende is op 15 november 2022 bezwaar gemaakt tegen de
    definitieve compensatiebeschikking.
  • Op 30 juni 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 12 oktober 2023 heeft de Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], het
    bezwaarschrift behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Vergoeding juridische kosten (component k)

Belanghebbende stelt dat de vergoeding van de juridische kosten verkeerd is berekend. Er is ten onrechte niet uitgegaan van een bedrag van € 759 per punt.

De Commissie stelt vast dat UHT in de schriftelijke reactie heeft erkend dat zowel over 2008 als in 2009 het tarief van € 748 is gehanteerd in plaats van het destijds geldende tarief van € 759. Belanghebbende heeft € 11.968 aan compensatie voor de juridische kosten toegekend gekregen, maar dit moet volgens UHT € 19.734 zijn. Het bezwaar is op dit punt gegrond. De Commissie adviseert UHT om in de beslissing op bezwaar het bedrag voor de juridische kosten aan te passen.

Vergoeding immateriële schade (component I)

Belanghebbende stelt dat de startdatum van de immateriële schadevergoeding onjuist
is. Daarnaast moet de einddatum gelijk zijn aan de datum van de beslissing op bezwaar.

Op grond van artikel 2.3, lid 4 van de Wht bedraagt de vergoeding voor immateriële
schade een forfaitaire vergoeding van € 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen de dagtekening van een eerste beschikking als bedoeld in artikel 2.2 onderdeel a en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie, waarbij een deel van een half jaar naar boven wordt afgerond. Het gaat daarbij om een forfaitaire compensatie voor de veronderstelde stress en onzekerheid waarmee de ouder is geconfronteerd in de (lange) tijd die verstreken is vanaf het eerste neerwaartse correctiebesluit.

De Commissie constateert dat UHT 27 augustus 2012 als startdatum hanteert. Uit de
RKT bestanden van 2008 en 2009 is te herleiden dat op die datum het voornemen
bestond om de KOT stop te zetten. Bij beschikking van 11 september 2012 is vervolgens de KOT over 2008 en 2009 neerwaarts gecorrigeerd. De startdatum is derhalve juist. Nu het bezwaar (ten dele) gegrond is, geldt als einddatum die van de beslissing op bezwaar. De Commissie adviseert UHT om dit in de beslissing op bezwaar aan te passen.

Rentevergoeding over de gemiste KOT (component m)

De Commissie stelt vast dat UHT in de definitieve compensatiebeschikking een verkeerde einddatum heeft gehanteerd met betrekking tot de rentevergoeding gemiste KOT. In de bestreden beschikking is 25 februari 2022 aangehouden, maar dit moet 6 april 2022 (datum bestreden beschikking) zijn. De rentevergoeding is daarom niet goed berekend. De Commissie adviseert dit aan te passen in de beslissing op bezwaar.

Aanvullende vergoeding van 1% (component n)

De Commissie merkt op dat de gemaakte compensatieberekening door wijzigingen van de overige componenten doorwerken in component n van de berekening (aanvullende vergoeding van 1%). De Commissie adviseert UHT om bij het nemen van de beslissing op bezwaar deze wijziging ook door te voeren.

Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaar deels gegrond is, adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van
rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten
bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van
twee procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen (wegingsfactor 2).

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om het bezwaarschrift gegrond te verklaren ten aanzien van de vergoeding voor juridische bijstand, de immateriële
schadevergoeding en de rentevergoeding gemiste KOT. Voorts adviseert de Commissie
alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende en de vergoedingen opnieuw te
berekenen met inachtneming van dit advies.

Verder bestaat aanleiding om een proceskostenvergoeding voor de onderhavige
bezwaarprocedure toe te kennen van twee procespunten tegen het hoogste tarief, met
een wegingsfactor 2.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter