BAC 2023-11491 BAC 2022-05054
Publicatiedatum 24-04-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 14 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU en 16 december 2022 met kenmerk UHT-DCH
Ontvangst bezwaarschrift: 18 maart 2022 & 19 januari 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaarschriften ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Bezwaarschrift 1
Het door (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift van 17 maart 2022 is gericht tegen de door Belastingdienst/ Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking 'lichte toets€ 30.000' met kenmerk UHT CHR GU van 14 maart 2022.
Bezwaarschrift 2
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift van 19 januari 2023 is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie KOT met kenmerk UHT-DCH van 16 december 2022.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Artikel 8.6 Wht bepaalt dat beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling. Gelet daarop moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 20 juli 2021 telefonisch verzocht om een herbeoordeling van de KOT.
- Belanghebbende heeft een noodvoorziening toegekend gekregen van € 300. Deze is op 18 januari 2022 uitbetaald.
- UHT heeft belanghebbende bij brief van 14 maart 2022 (UHT CHR GU) bericht dat zij op basis van de eerste toets vooralsnog geen € 30.000 krijgt uitbetaald.
- Gemachtigde heeft namens belanghebbende bij brief van 17 maart 2022 bezwaar gemaakt tegen de beschikking met kenmerk UHT CHR GU.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende om herbeoordeling van de KOT op 4 november 2022 aan UHT toegestuurd.
- Bij beschikking van 16 december 2022 (UHT-DCH) is belanghebbende bericht dat zij recht heeft op compensatie voor een bedrag van € 19.491 voor het toeslagjaar 2006 en januari tot en met september 2007 welk bedrag is aangevuld tot€ 30.000.
- Gemachtigde heeft bij brief van 19 januari 2023 namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen het besluit met kenmerk UHT-DCH.
- Op 2 maart 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaarschriften. Deze reactie is aan gemachtigde gestuurd.
- Bij e-mailbericht van 28 juli 2023 heeft gemachtigde haar bezwaarschrift van 19 januari 2023 aangevuld. Deze aanvulling is met UHT gedeeld.
- Gemachtigde heeft op 2 augustus 2023 telefonisch bevestigd dat zij en belanghebbende geen gebruik zullen maken van de mogelijkheid om op de geplande hoorzitting van 4 augustus 2023 aanwezig te zijn. Zij hebben aangegeven slechts digitaal gehoord te willen worden. Dit heeft gemachtigde eerder via de e-mail aangegeven. De Commissie heeft in de reden voor het verzoek van gemachtigde geen aanleiding gezien om daaraan tegemoet te komen.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van 4 augustus 2023.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
De bezwaarschriften zijn tijdig ingediend en voldoen tevens aan de andere
wettelijke eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Ten aanzien van bezwaarschrift 1
Dit bezwaarschrift richt zich tegen het besluit met kenmerk UHT CHR GU op grond waarvan belanghebbende als gevolg van de zogenaamde lichte toets vooralsnog niet in aanmerking komt voor het bedrag van € 30.000.
Vervolgens is na de integrale beoordeling geconcludeerd dat belanghebbende wel als gedupeerde kon worden aangemerkt en is het haar toegekende compensatiebedrag aangevuld tot € 30.000.
UHT geeft in haar schriftelijke reactie aan dat er geen procesbelang is nu belanghebbende alsnog € 30.000 heeft ontvangen. De Commissie deelt deze mening niet. Los van de uitkomst van de integrale beoordeling dient, nu niet is komen vast te staan dat UHT bereid is gebleken de proceskosten van belanghebbende in bezwaar zal vergoeden, beoordeeld te worden of het besluit op grond van de lichte toets terecht is genomen.
Gelet op de stukken en hetgeen partijen ter zake over en weer hebben gesteld, ziet de Commissie geen, althans onvoldoende, aanknopingspunten om te komen tot de conclusie dat UHT zich ten tijde hier van belang, niet op het standpunt mocht stellen dat belanghebbende vooralsnog niet in aanmerking kwam voor het bedrag van €30.000. Het namens belanghebbende op dit punt opgeworpen bezwaar treft dan ook
geen doel. De Commissie zal UHT dan ook adviseren dit besluit niet te herroepen. Van aanspraak op een proceskostenvergoeding is dan ook geen sprake.
Ten aanzien van bezwaarschrift 2
Onvoldoende gemotiveerde beschikking
Gemachtigde stelt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd.
Ten aanzien van de motivering van het besluit overweegt de Commissie dat UHT de bestreden beslissing inderdaad niet uitvoerig heeft toegelicht, maar dat dit niet impliceert dat er van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van mening dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van het invul- en beoordelingsformulier, beschikkingen en overige producties, het bestreden besluit in ieder geval voldoende is onderbouwd.
Ontbrekende stukken/volledige dossier/equality of arms
Gemachtigde stelt dat het bestreden besluit zonder het persoonlijk dossier voor
belanghebbende niet inzichtelijk is zodat er in dit geval geen sprake is van equality of arms. Om die reden zou ook het beginsel van fair play zijn geschonden.
De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7: 13 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de processuele waarborgen van de Awb. Op grond van artikel 7 :4 lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken, met inbegrip van het bezwaardossier. Dit heeft belanghebbende ook ontvangen. De door de gemachtigde in dit verband ontwikkelde bezwaren treffen dan ook geen doel.
Vergoeding immateriële schade/bedrag rente
Gemachtigde heeft aangegeven dat de toegekende vergoeding voor immateriële schade te laag is omdat aanvangsdatum niet is gelegen in het jaar 2007, het jaar waarin belanghebbende problemen met de B/T zou hebben gehad; een exacte
aanvangsdatum is volgens gemachtigde niet te bepalen door het ontbreken van
stukken. In dit verband wordt ook de rentevergoeding van de gemiste KOT genoemd.
De Commissie is van mening dat gemachtigde haar bezwaren onvoldoende heeft
onderbouwd om te kunnen vaststellen dat de betreffende vergoedingen/bedragen onjuist zijn. Ook het dossier bevat daarvoor geen aanwijzingen.
Gemachtigde verzoekt in haar aanvulling op het bezwaarschrift om een overzicht van de berekening van de rentevergoeding voor gemiste KOT. De Commissie adviseert UHT aan dit verzoek tegemoet te komen.
Doorgegeven wijzigingen
Gemachtigde stelt dat, in tegenstelling tot hetgeen in de stukken vermeld wordt, belanghebbende nooit wijzigingen in het aantal uren kinderopvang heeft doorgegeven. De Commissie deelt de mening van UHT dat een eventuele
gegrondbevinding van dit bezwaar hier niet tot een andere uitkomst zal kunnen leiden aangezien al is aangenomen dat vooringenomen is gehandeld in de periode van belang en belanghebbende reeds daarom gecompenseerd is.
Conclusie
De Commissie adviseert aan UHT om beide bezwaarschriften ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter