BAC 2023-13209
Publicatiedatum 29-04-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 2 juli 2021 met kenmerk UHT-DC IA en 2 juli 2021 met kenmerk UHT-O OGS B
Ontvangst bezwaarschrift: 10 november 2022
Hoorzitting: 1 november 2023
Overdracht advies aan UHT: 30 november 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en beschikkingen van 2 juli 2021 met kenmerk UHT-DC IA en UHT-O OGS B in stand te laten.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen van 2 juli 2021 met kenmerk UHT-DC IA (definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag) en UHT-O OGS B (definitieve beschikking tegemoetkoming opzet/grove schuld).
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een tegemoetkoming opzet/ grove schuld op grond van de Wht toegekend omdat de Belastingdienst in het verleden erg streng is
geweest bij de beoordeling van het verzoek om een persoonlijke betalingsregeling. Deze beschikking is gebaseerd op de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 7 september 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling). De compensatieregeling is vervallen per 2 februari 2023 met
terugwerkende kracht tot en met 5 november 2022.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304),
komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt
afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven op grond van de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen van 2 juli 2021 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 15 januari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2011 en 2012. UHT heeft het jaar 2013 ambtshalve ook in de herbeoordeling meegenomen.
- Op 1 november 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit advies.
- Bij brief van 23 februari 2021 is aan belanghebbende bericht dat zij € 30.000,- krijgt.
- De Commissie van Wijzen heeft in haar advies van 15 december 2020 geoordeeld dat jegens belanghebbende over de jaren 2011 tot en met 2013 geen sprake is van vooringenomen handelen. Evenmin is er reden tot toekenning van een hardheidscompensatie. Wel is voor belanghebbende voor 2013 een O/GStegemoetkoming van toepassing.
- Bij beschikking van 2 juli 2021 (UHT-DC-I A) heeft UHT het verzoek om compensatie voor berekeningsjaren 2011 tot en met 2013 afgewezen.
- Bij beschikking van 2 juli 2021 (UHT-O OGS B) heeft UHT beslist dat belanghebbende voor het toeslagjaar 2013 recht heeft op een tegemoetkoming opzet/grove schuld (O/GS) van € 2.100.
- Tegen de definitieve beschikkingen van 2 juli 2021 (hierna: de beschikkingen) heeft belanghebbende op 10 november 2022 een bezwaarschrift ingediend.
- UHT heeft op 15 mei 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
- Belanghebbende heeft op 1 november 2023, voorafgaande aan de hoorzitting, aanvullende gronden ingediend.
- De Commissie, bestaande uit [fungerend voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift in haar vergadering van 1 november 2023 behandeld.
- Belanghebbende heeft op 10 november 2023 nadere gegevens overgelegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie overweegt dat belanghebbende ook bezwaar heeft ingediend tegen de
beschikking van 2 juli 2021 (UHT-HD CWS). Het bezwaar gericht tegen de beschikkingen van 2 juli 2021 met kenmerk UHT-DC IA en UHT-O OGS B behandelt de Commissie in een gezamenlijke hoorzitting met het bezwaar tegen de vergoeding werkelijke schade met kenmerk BAC 2023-11514. Belanghebbende heeft verklaard dat het in haar bezwaarschrift aangevoerde ook betrekking heeft op de beschikkingen van 2 juli 2021 met kenmerk UHT-DC-1 A en kenmerk UHT-O OGS B.
Compensatieregeling/ hardheidsregeling
Belanghebbende voert aan dat zij bezwaar heeft tegen de toepassing van de
compensatieregeling en/of de hardheidsregeling. UHT heeft zich op het standpunt gesteld dat vastgesteld is dat er voor de berekeningsjaren 2011 tot en met 2013 geen sprake is van vooringenomen handelen of hardheid. Ook heeft UHT gesteld dat belanghebbende voor berekeningsjaar 2013 geen recht op KOT had omdat in dat jaar geen gebruik is gemaakt van geregistreerde kinderopvang. Het door belanghebbende ontvangen bedrag aan KOT 2013 is op juiste gronden teruggevorderd. Er is geen boeterente teruggevorderd, maar enkel de wettelijke rente aldus UHT.
De Commissie overweegt als volgt. Uit de op de zaak betrekking hebbende gegevens
blijkt dat ten aanzien van het jaar 2011 de KOT verlaagd is, omdat (volgens gegevens
van belanghebbende) tegen een lager uurtarief kinderopvang is afgenomen, namelijk
€ 6 per uur in plaats van € 6,36 per uur. Voor jaar 2012 is de ontvangen KOT niet
gewijzigd. Belanghebbende heeft verklaard dat voor het jaar 2013 geen sprake is
geweest van kinderopvang omdat haar zoon in 2012 naar de basisschool ging. De KOT is voor dat jaar op nihil gesteld en belanghebbende moest de ontvangen KOT terugbetalen aan B/T.
De Commissie stelt vast dat de wijziging in de KOT voor 2011 verband hield met een
reguliere wijziging (een lager uurtarief kinderopvang). De KOT voor 2012 is niet
verlaagd. De wijziging in de KOT voor 2013 werd veroorzaakt omdat belanghebbende
evident geen recht had op KOT. Van institutioneel vooringenomen handelen door B/T
jegens belanghebbende is geen sprake geweest. Evenmin is in het geval van
belanghebbende sprake geweest van hardheid van het stelsel. Wel heeft belanghebbende voor 2013 recht op een O/GS-tegemoetkoming. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
O/GS-tegemoetkoming
Belanghebbende stelt dat de O/GS-tegemoetkoming vanaf 1 januari 2013 dient te
worden toegepast. In haar verweer heeft UHT het volgende vermeld. Op grond van
artikel 2.6 Wht bestaat recht op compensatie als een ouder geen persoonlijke
betalingsregeling toegekend heeft gekregen vanwege de onterechte kwalificatie
opzet/grove schuld. Belanghebbende heeft verzocht om een persoonlijke
betalingsregeling, maar deze is afgewezen op grond van een (onterechte) kwalificatie
opzet/grove schuld. De hoogte van de O/GS-tegemoetkoming is vastgesteld conform
artikel 2.6 Wht.
De Commissie overweegt dat B/T voor 2013 een bedrag ad € 6.999 inclusief rente heeft teruggevorderd (productie 26). De O/GS-tegemoetkoming bedraagt 30% van dit bedrag (artikel 2.6 lid 2 Wht). UHT heeft € 2.100 aan belanghebbende toegekend. De
Commissie overweegt met UHT dat belanghebbende de tegemoetkoming heeft
ontvangen waarop zij recht heeft. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
Catshuisuitkering en verrekening toegekende O/GS-tegemoetkoming
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de toegekende O/GS-tegemoetkoming ten
onrechte is verrekend met de Catshuisuitkering van € 30.000 die aan haar is betaald.
De Commissie overweegt dat belanghebbende ambtshalve een forfaitair bedrag van
€ 30.000 heeft ontvangen. Toekenning van dit bedrag betekent niet dat
belanghebbende per definitie recht heeft op toepassing van de compensatieregeling of de O/GS-tegemoetkomingsregeling. Op grond van de artikelen 2.1, vijfde lid, en artikel 2.6, vierde lid, blijven compensatie, aanvullende compensatie voor de werkelijke schade, een O/GS-tegemoetkoming en een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade onder andere achterwege voor zover op een andere wijze in een vergoeding of tegemoetkoming ter zake is voorzien. Een toegekend forfaitair bedrag van€ 30.000 is een voorbeeld van een vergoeding of tegemoetkoming ter zake (Kamerstukken II 2021-2022, 36 151, nr. 3, p. 79). De aan belanghebbende toegekende O/GS-tegemoetkoming is terecht verrekend met het eerder toegekende en betaalde forfaitaire bedrag van € 30.000. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
Proceskosten vergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie ongegrond is, adviseert de
Commissie UHT om geen kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden.
Conclusie en advies
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaarschrift ongegrond te verklaren;
- de beschikkingen van 2 juli 2021 met kenmerk UHT-DC-1 A en kenmerk UHT-O OGS B in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter