BAC 2022-06713
Publicatiedatum 26-01-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 11 april 2022 met kenmerk UHT CHR MGU
Ontvangst bezwaarschrift: 28 april 2022
Hoorzitting: 24 oktober 2023
Overdracht advies aan UHT: 26 oktober 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen (afwijzende) beschikking lichte toets van 11 april 2022 met kenmerk UHT CHR MGU.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021 (Staatscourant 2021, 28304).
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Staatsblad 2022, 433). Gelet op de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de
bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de Kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- Bij brief van 11 april 2022 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om aan belanghebbende
€ 30.000 toe te kennen en dat de integrale beoordeling nog moet worden uitgevoerd. - Belanghebbende heeft bij brief, ingekomen op 28 april 2022, bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Op 11 mei 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging hiervan gestuurd.
- Op 20 maart 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie gegeven op de bezwaargronden van belanghebbende.
- Op 24 oktober 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft dit advies behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Hoorzitting
Tijdens de hoorzitting is, kort en bondig weergegeven, het volgende besproken.
Belanghebbende geeft aan dat het naar omstandigheden redelijk gaat. Ze heeft recent haar studie afgerond en zal binnenkort haar diploma ontvangen. Met haar kinderen gaat het goed. Haar jongste kind gaat inmiddels al afstuderen. Ze geeft aan dat ze een feitenoverzicht heeft gemaakt met een medewerker van UHT in het kader van de integrale beoordeling.
UHT geeft aan dat de integrale beoordeling al loopt. Nu het feitenrelaas is opgesteld, is het dossier opgestuurd naar de desbetreffende afdeling om te starten met de integrale beoordeling.
De Commissie legt het verschil uit tussen de lichte toets en de integrale beoordeling en wijst belanghebbende op de mogelijkheid van rechtsbijstand. Ook stelt de Commissie een aantal vragen naar aanleiding van het bezwaardossier. Het is de Commissie niet duidelijk waarom de vraagbrieven zijn verstuurd naar het adres van de eerste bewindvoerder. Belanghebbende geeft aan dat zij 2 bewindvoerders heeft gehad. De eerste bewindvoerder was mogelijk werkzaam op dat adres.
Tevens is het niet duidelijk waaruit op te maken is dat er informatieverzoeken zijn gestuurd naar belanghebbende. UHT geeft aan dat uit productie 34 op te maken is dat er een stopbrief is verstuurd en dat er meerdere vragenbrieven zijn verstuurd. Echter, waren de vragenbrieven niet terug te vinden in het systeem, alleen de stopbrief. UHT geeft aan dat dit nader zal worden uitgezocht tijdens de integrale beoordeling. De Commissie adviseert belanghebbende om daarop toe te zien. Zo ook op het onderzoek naar de juistheid van de adressering van de vraagbrieven aan het advocatenkantoor.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
De Commissie ziet zich in deze procedure voor de vraag gesteld of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming op basis van de lichte toets af te wijzen.
UHT heeft in de schriftelijke reactie de wijzigingen in de KOT voor de toeslagjaren 2007
tot en met 2014 toegelicht.
Wat betreft het toeslagjaar 2007 heeft er een neerwaartse bijstelling plaatsgevonden wegens het ontbreken van extra informatie gecombineerd met de contra-informatie die B/T had ontvangen van de kinderopvanginstelling. B/T heeft in totaal 3 keer om extra informatie verzocht aan belanghebbende. Belanghebbende heeft een jaaropgave
verstuurd zonder handtekening. Naar aanleiding hiervan heeft B/T contact opgenomen met de kinderopvanginstelling. Zij gaven aan dat de kinderen niet voorkwamen bij de kinderopvanginstelling. De KOT is naar aanleiding hiervan van € 1.060 naar € 0 beschikt.
Wat betreft het toeslagjaar 2008 hebben er 3 neerwaartse bijstellingen plaatsgevonden. De eerste 2 neerwaartse bijstellingen zijn het gevolg van een
vermindering van het aantal opvanguren dat door belanghebbende werd doorgegeven. De derde bijstelling zag op een stijging van het toetsingsinkomen en contra-informatie die de B/T had ontvangen van de kinderopvanginstelling via de KOI-viewer.
Wat betreft het toeslagjaar 2009 hebben er 5 neerwaartse bijstellingen plaatsgevonden. De 4 neerwaartse bijstellingen zijn het gevolg van een vermindering van het aantal opvanguren. De eerste neerwaartse bijstelling zag ook op een stijging in het toetsingsinkomen. De laatste neerwaartse bijstelling geschiedde nadat er herhaaldelijk om extra informatie was verzocht bij belanghebbende aangaande de opvang. Na het uitblijven van een reactie is de KOT op € 0 beschikt. Vervolgens heeft
belanghebbende een nieuwe aanvraag KOT ingediend voor 2009. Ook hiervoor is
herhaaldelijk extra informatie uitgevraagd bij belanghebbende, en is de aanvraag wegens het uitblijven van een reactie afgewezen.
In het toeslagjaar 2010 is de KOT 2 keer neerwaarts bijgesteld door een stijging van het toetsingsinkomen en geen reactie op de herhaaldelijke informatieverzoeken van de B/T.
In het toeslagjaar 2011 hebben er 3 neerwaartse bijstellingen plaatsgevonden. Dit als gevolg van het ontbreken van een LRK-registratienummer, een stijging van het
toetsingsinkomen, en informatie uit de KOI-viewer waaruit volgde dat geen opvang genoot en opvang genoot bij de kinderopvanginstelling. In het toeslagjaar 2012 is de KOT stopgezet omdat er sprake was van een status 'vertrokken onbekend waarheen'.
In het toeslagjaar 2013 hebben er 2 neerwaartse bijstellingen plaatsgevonden als gevolg van een stijging van het gezamenlijke toetsingsinkomen.
In het toeslagjaar 2014 is de KOT 2 keer neerwaarts bijgesteld door een stijging van
het toetsingsinkomen. Ook heeft belanghebbende de KOT zelf stopgezet.
Op basis van deze informatie heeft UHT geconcludeerd dat geen sprake is van
institutioneel vooringenomen handelen, hardheid door B/T of een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld, maar van verwerking van gegevens conform de wet- en regelgeving.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de KOT in 2007 meerdere malen werd afgewezen en/of stopgezet. Belanghebbende heeft geen bewijs meer in verband met het schuldsaneringstraject. Ook was er beslag gelegd op de bankrekening van
belanghebbende. Belanghebbende geeft aan dat zij in 2007 wel heeft gereageerd op de brieven van B/T en ook de verzochte informatie heeft opgestuurd. Tevens geeft
belanghebbende aan geen brieven te hebben ontvangen in 2010. Er hebben ook
verrekeningen plaatsgevonden van de KOT met de huur, zorg en het kind gebonden
budget, wat leidde tot het verlies van de woning. Hierdoor moest belanghebbende van
2017 tot en met 2020 in een opvang verblijven. De kinderen van belanghebbende lijden hier het meeste onder.
De Commissie merkt op dat zij UHT kan volgen ten aanzien van de motivering van het
besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Hoewel de beschikking geen uitvoerige motivering bevat, heeft UHT met de schriftelijke reactie van 20 maart 2023 en diverse documenten waaronder SAS-overzichten en RKT bestanden alsnog gemotiveerd waarom zij op basis van de lichte toets aan belanghebbende geen € 30.000 heeft toegekend. Wel constateert de Commissie dat met name over de verzending van de vraagbrieven onduidelijkheid bestaat. Dat punt zal UHT moeten ophelderen bij de integrale beoordeling. De Commissie geeft belanghebbende dan ook in overweging de uitkomst van de integrale beoordeling af te wachten.
Gezien het voorgaande kan belanghebbende (vooralsnog) niet als gedupeerde in de zin
van de herstelregelingen worden aangemerkt. De Commissie concludeert daarom dat
UHT op goede gronden tot haar besluit is gekomen. Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren.
Voor zover een grondiger bestudering tijdens de integrale beoordeling tot de conclusie
leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie.
Conclusie
Samenvattend is de Commissie van oordeel dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter