Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-06974

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 18 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 3 mei 2022

Overdracht advies aan UHT: 22 november 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door , verbonden aan (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen “Beschikking eerste toets € 30.000” van 18 maart 2022 (met kenmerk UHT CHR GU). In deze beschikking heeft UHT kenbaar gemaakt dat zij op basis van de lichte toets vooralsnog geen reden ziet om aan belanghebbende het forfaitaire bedrag van € 30.000 uit te betalen.

Overgangsrecht

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en artikel 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Bij beschikking van 18 maart 2022 (met kenmerk UHT CHR GU) heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld dat zij (vooralsnog) geen recht heeft op een betaling
    van € 30.000 over toeslagjaren 2011 tot en met 2015.
  • Bij brief van 27 april 2022, door UHT ontvangen op 3 mei 2022, heeft belanghebbende bezwaar ingediend tegen deze beschikking.
  • Op 26 mei 2022 heeft UHT de ontvangst van het bezwaarschrift schriftelijk aan belanghebbende bevestigd.
  • UHT heeft op 4 juli 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaar.
  • Op 5 oktober 2023 heeft de Commissie belanghebbende uitgenodigd voor deelname aan een hoorzitting. Op diezelfde datum heeft de Commissie het dossier
    van belanghebbende en de schriftelijke reactie van UHT aan gemachtigde toegezonden.
  • Op 9 oktober 2023 heeft gemachtigde namens belanghebbende laten weten af te zien van deelname aan een hoorzitting.
  • Op dinsdag 7 november 2023 is namens de Commissie telefonisch contact opgenomen met gemachtigde om hem te informeren dat het bezwaar geen bezwaargronden bevat en om na te gaan of gemachtigde nog inhoudelijke gronden naar voren wenst te brengen. Verzocht is de Commissie hierover uiterlijk 9 november 2023 voor 12.00 uur te informeren.
  • De Commissie heeft hierop niets vernomen. Daarom is namens de Commissie op 9 november 2023 nogmaals contact met gemachtigde opgenomen om het voorgaande te verifiëren. Tijdens dit gesprek heeft de gemachtigde bevestigd dat er geen inhoudelijke punten zijn die gemachtigde namens belanghebbende naar voren wenst te brengen.
  • Bij e-mailbericht van 10 november 2023 heeft gemachtigde het voorgaande desgevraagd schriftelijk bevestigd.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter]en [leden], heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld.

Ontvankelijkheid

In artikel 6:5, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn enkele minimumeisen gesteld waaraan een bezwaarschrift dient te voldoen, voordat deze in
behandeling kan worden genomen. Eén van deze vereisten is dat het bezwaarschrift de
gronden van het bezwaar dient te bevatten. Met de gronden van het bezwaar worden de redenen bedoeld waarom een bezwaarmaker het niet eens is met het genomen besluit. De Commissie bekijkt de vraag of er gronden zijn aangeleverd ruimhartig. Dit neemt echter niet weg dat het bezwaarschrift wel, hoe summier ook verwoord, een concrete bezwaargrond dient te bevatten. Het gaat dan om een standpunt ten aanzien van de overwegingen van het bestreden besluit, dan wel om de punten waarmee de indiener van het bezwaarschrift het niet eens is.

Uit het op 27 april 2022 ingediende (pro forma) bezwaarschrift, blijkt dat belanghebbende zich niet kan verenigen met het besluit van UHT van 18 maart 2022 met als kenmerk UHT CHR GU. Het bezwaar bevat echter geen concrete bezwaargrond(en). Het bezwaar voldoet dan ook niet aan het vereiste zoals bedoeld in artikel 6:5, lid 1 van de Awb.

Op grond van artikel 6:6 van de Awb kan een bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb, mits de indiener van het
bezwaar de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

Omdat gemachtigde namens belanghebbende op 9 oktober 2023 heeft afgezien van
deelname aan een hoorzitting en heeft verzocht om afdoening van de zaak op stukken, is namens de Commissie (bij herhaling) geverifieerd of belanghebbende geen inhoudelijke gronden naar voren wenst te brengen. Door gemachtigde is op 9 november 2023 telefonisch en op 10 november 2023 schriftelijk bevestigd dat er geen behoefte bestond aan het naar voren brengen van inhoudelijke bezwaren. De Commissie stelt vast dat gemachtigde namens belanghebbende daarmee bewust heeft afgezien van het alsnog indienen van gronden, ondanks de geboden mogelijkheid dit verzuim te herstellen. Het bezwaar dient om die (formeel-wettelijke) reden niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Hoewel de Commissie adviseert tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaar, hecht zij
eraan inhoudelijk stil te staan bij (de toelichting bij ) het genomen besluit en het daarover door UHT ingenomen standpunt.

Het kabinet heeft in het kader va n de hersteloperatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) een aantal aanvullende maatregelen genomen met als doel sneller recht te kunnen doen aan een grot e groep gedupeerde ouders. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend en daarvoor, na een lichte toets, in aanmerking komen. UHT heeft geoordeeld dat belanghebbende op grond van de lichte toets nog niet in aanmerking komt voor compensatie.

Uit de beschikking . de door UHT opgestelde schriftelijke reactie en het daarbij behorende bezwaardossier, blij kt dat belanghebbende in 2018 en 2019 KOT heeft
ontvangen. Op grond van artikel 2.1 van de Wht wordt alleen bekeken of sprake is van
hardheid in de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke
systeem. Uit de toelichting bij de beschikking en de schriftelijke reactie volgt dat de KOT over toeslagjaar 2018 (in eerste instantie) neerwaarts is bij gesteld als gevolg van een stijging van het verzamelinkomen (doordat er per 1 maart 2018 sprake was van een toeslagpartner). De KOT over toeslagjaar 2019 is eveneens (in eerst e instantie)
neerwaarts bijgesteld als gevolg van een stijging van het verzamelinkomen. UHT licht
toe dat de wijzigingen in de KOT het directe gevolg zij n van de verwerking van
informatie die B/T van belanghebbende (dan wel van andere instant ies) heeft
ontvangen. Er is daarmee sprake geweest van verwerking van gegevens conform de
wet- en regelgeving die geldt voor het toeslagenproces. Volgens UHT duidt dit niet op
vooringenomen handelen en heeft UHT om die reden afgezien van toekenning van het forfaitaire bedrag van € 30.000 .

Zoals UHT in haar schriftelijke reactie al aangeeft, volgt er nog een integrale beoordeling. Tijdens de integrale beoordeling wordt uitgebreid naar de situatie van
belanghebbende gekeken, met als resultaat een uitgebreider en diepgaander dossier,
waarin ook de gegevens uit de overzichten van het Landelijk Incassocentrum ( LIC) worden verwerkt. Voor zover een grondiger bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand
niet kan worden uitgesloten, kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal
dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn.

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie UHT het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter