BAC 2022-05375
Publicatiedatum 05-03-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 15 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 29 maart 2022
Hoorzitting: 1 november 2023
Overdracht advies aan UHT: 17 november 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert aan UHT om het onderzoek in het kader van de eerste toets te voltooien en haar nadere bevindingen in de beslissing op bezwaar mede te delen.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbend] ingediende bezwaar is gericht tegen de op 15 maart 2022 door UHT genomen beschikking met kenmerk UHT CHR GU om belanghebbende op grond van de eerste toets geen€ 30.000 toe te kennen. [Gemachtigde] heeft zich gedurende de bezwaarprocedure als gemachtigde van belanghebbende gesteld.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen 49, 49b, en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stcrt. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het vorenstaande moet de bestreden beschikking geacht te zijn genomen op
grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. In het kader van de herbeoordeling kijkt UHT naar de toeslagjaren 2005 tot en met 2010.
- Bij beschikking van 15 maart 2022 over de toeslagjaren 2005 tot en met 2010 met kenmerk UHT CHR GU heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op een betaling van € 30.000 uit hoofde van de eerste toets.
- Bij brief van 15 maart 2022, op 29 maart 2022 door UHT ontvangen, heeft belanghebbende tegen deze beschikking bezwaar gemaakt. Gemachtigde heeft op
27 oktober 2023 aanvullende gronden ingediend. - Op 4 januari 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd.
- Op 1 november 2023 heeft ten behoeve van het bezwaar van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden bij de Commissie. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt. Het verslag is bij het advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Beoordelingskader eerste toets en het bezwaar van belanghebbende
De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouder sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend.
Ingevolge artikel 2. 7 Wht is het voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van€ 30.000, voorzien in de uitvoering van een
zogenaamde eerste toets. Het gaat hierbij om een eerste toets of de ouder in aanmerking komt voor een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2. 7 lid 4 en 5 Wht. Na deze eerste toets volgt nog een integrale beoordeling.
Aanleiding tot een herstelmaatregel over de toeslagjaren 2005 tot en met 2010
Belanghebbende heeft bij haar bezwaar aangevoerd dat geen rekening is gehouden met haar persoonlijke omstandigheden. Zij was gedurende de herbeoordeelde toeslagjaren 2005 tot en met 2010 een werkende alleenstaande moeder die zorg moest dragen voor haar 2 kinderen.
UHT heeft gereageerd dat de neerwaartse correcties die gedurende de toeslagjaren 2005 tot en met 2010 hebben plaatsgevonden, voorlopig nog geen aanleiding geven tot de toekenning van compensatie. Zij geeft aan dat de neerwaartse correcties over de toeslagjaren 2006 tot en met 2009 voortvloeien uit een hoger toetsingsinkomen, dan
waar bij voorschotbeschikking vanuit werd gegaan. De correctie in 2005 zou hebben
plaatsgevonden op basis van de jaaropgave van de kinderopvang en belanghebbende zou zelf de stopzetting over het toeslagjaar 2010 telefonisch hebben doorgegeven
(productie 18).
De Commissie ziet voor nu geen aanleiding om te twijfelen aan de voorlopige lezing van UHT over de toeslagjaren 2006 tot en met 2009 (productie 5, productie 7, productie 2 en productie 13). Uit de RKT-overzichten in het dossier volgt dat de neerwaartse correcties in die jaren inderdaad het gevolg zijn geweest van veranderingen in het toetsingsinkomen. Hetzelfde geldt met betrekking tot het toeslagjaar 2005: in het WKO-overzicht 2005 is terug te lezen dat de vermindering ad € 174 samenhangt met de door belanghebbende aangeleverde jaaropgave (productie 3).
Belanghebbende heeft ter hoorzitting bevestigd, dat zij naar aanleiding van de terugvorderingen over de toeslagjaren 2006 tot en met 2009 met ingang van het
toeslagjaar 2010 de kinderopvangtoeslag heeft stopgezet. Zij vond het destijds
onverantwoord de kinderopvangtoeslag te continueren.
De Commissie is van opvatting dat er gezien het voorgaande voorlopig onvoldoende
aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat aan de zijde van de Belastingdienst/Toeslagen over de toeslagjaren 2005 tot en met 2010 sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of hardheid.
UHT heeft verzuimd na te gaan of belanghebbende een O/GS-registratie had
In het kader van de eerste toets is echter niet bezien, zoals terecht door belanghebbende is aangevoerd, of belanghebbende over de toeslagjaren 2005 tot en met 2010 een O/GS registratie had.
Nu dit niet is nagegaan, acht de Commissie het onderzoek van UHT in het kader van de
eerste toets, onvoldoende zorgvuldig. Het mag, gelet op het bepaalde in art. 2.7 lid 4 en 5 Wht van UHT in het kader van de eerste toets worden verwacht, dat zij beziet of er een O/GS-registratie over de betrokken toeslagjaren heeft plaatsgevonden.
Nu het onderzoek op dit punt onvoldoende zorgvuldig is verricht, adviseert de Commissie aan UHT om alsnog na te gaan of sprake is geweest van een O/GS-registratie voordat zij in deze bezwaarprocedure bij beslissing op bezwaar beschikt.
Het voorlopige oordeel van UHT, dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor de uitbetaling van € 30.000, komt de Commissie verder juist voor.
Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, wat op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale toets zijn. Dit heeft daarom voor nu geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.
Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie aan UHT zal adviseren om het bestreden besluit in stand te laten. Met deze beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.
Proceskostenvergoeding bij herroeping
Mocht het nadere onderzoek van UHT ertoe leiden dat het bestreden besluit bij beslissing op bezwaar (deels) wordt herroepen, dan adviseert de Commissie aan UHT om de proceskosten van belanghebbende te vergoeden. Ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende dan recht op een forfaitaire vergoeding van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
De Commissie adviseert aan UHT om:
- het onderzoek in het kader van de eerste toets met inachtneming van de overwegingen van de Commissie alsnog te voltooien en bij beslissing op bezwaar toe te lichten tot welke bevindingen zij is gekomen en waarom;
- het bestreden besluit bij beslissing op bezwaar te herroepen, indien nieuwe bevindingen daar aanleiding toe geven;
- bij herroeping van het bestreden besluit een proceskostenvergoeding toe te kennen aan belanghebbende van 2 procespunten tegen de hoogste vergoeding per procespunt;
- in de beslissing op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat die beslissing alleen betrekking heeft op de toekenning van een standaardvergoeding en niet ook een integrale beoordeling bevat.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter