Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-06128

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 2 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 8 april 2022

Hoorzitting: 5 oktober 2023

Overdracht advies aan UHT: 16 november 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten.

Onderwerp van advies

Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift van 4 april 2022, ontvangen door UHT op 8 april 2022, is gericht tegen de door UHT genomen Beschikking lichte toets van 2 maart 2022, met kenmerk UHT CHR GU.

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021, (Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022,
433).

Gelet op artikel 8.6 en artikel 9.2 Wht moet de bestreden beschikking van 4 maart 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2014 en 2015. Bij beschikking van 2 maart 2022 heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld dat zij op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om hem € 30.000 toe te kennen en dat de integrale beoordeling nog zal worden uitgevoerd.
  • Belanghebbende heeft bij brief van 4 april 2022, ontvangen op 8 april 2022, bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Op 21 april 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging hiervan gestuurd. Namens belanghebbende treedt - inmiddels op als gemachtigde.
  • Op 27 februari 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift van belanghebbende.
  • Op 5 oktober 2023 heeft de Commissie het bezwaar van belanghebbende behandeld op een hoorzitting in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het advies vervolgens als volgt vastgesteld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Belanghebbende is het niet eens met de beslissing van UHT om hem in het kader van de lichte toets nu geen € 30.000 toe te kennen. De Commissie ziet zich gesteld voor de
vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om toekenning van de Catshuisuitkering vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie KOT heeft het kabinet eind 2020 aanvullende
maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die
maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle
aanvragers van KOT die een verzoek voor herstel hebben ingediend en in aanmerking
komen voor een herstelmaatregel (artikel 2. 7 Wht).

In bezwaar heeft belanghebbende aangevoerd dat in zijn geval de procedure onduidelijk is geweest en te lang heeft geduurd. Belanghebbende heeft geen vertrouwen meer in de lichte toets. Tijdens de hoorzitting heeft belanghebbende nader toegelicht dat zijn bezwaar met name betrekking heeft op het toeslagjaar 2015, waarin de KOT twee keer is stopgezet en uiteindelijk wel is toegekend aan zijn partner, maar niet aan hem. Deze gang van zaken heeft volgens belanghebbende voor grote problemen gezorgd, veel stress veroorzaakt en uiteindelijk geleid tot een echtscheiding.

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het genoemde bedrag van € 30.000, is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht. De Commissie kan UHT volgen in de motivering van de onderhavige beschikking en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Hoewel de beschikking geen uitvoerige motivering bevat, heeft UHT met de schriftelijke reactie van 27 februari 2023 en diverse daarbij overgelegde documenten, waaronder SAS-overzichten en RKT bestanden, alsnog per toeslagjaar gemotiveerd onderbouwd waarom zij op basis van de lichte toets vooralsnog heeft afgezien van toekenning van € 30.000 aan belanghebbende.

Belanghebbende heeft over de jaren 2014 en 2015 KOT ontvangen. In de schriftelijke
reactie van UHT wordt toegelicht waarom op basis van de beschikbare gegevens voor
deze toeslagjaren vooralsnog geen reden bestaat om aan te nemen dat sprake is van
vooringenomenheid, hardheid of opzet/grove schuld (O/GS).

De Commissie stelt vast dat uit het beschikbare dossier blijkt dat voor het jaar 2014
geen neerwaartse bijstelling van de KOT heeft plaatsgevonden, zodat voor dat jaar geen aanleiding bestaat om vooringenomen handelen, hardheid of opzet/grove schuld bij de toepassing van het stelsel aan te nemen.

Verder blijkt uit het dossier dat voor het toeslagjaar 2015 vier neerwaartse bijstellingen van de KOT hebben plaatsgevonden, die zijn gebaseerd op een wijziging in de situatie van belanghebbende. UHT heeft in de schriftelijke reactie toegelicht dat de eerste neerwaartse wijziging het gevolg was van een stijging van het toetsingsinkomen van belanghebbende op 21 februari 2015. Belanghebbende heeft de KOT op 13 maart 2015 zelf stopgezet met ingang van 5 maart 2015, waardoor het voorschot KOT verder is verlaagd. Belanghebbende heeft op 20 april 2015 weer KOT aangevraagd per 5 maart 2015, waardoor de KOT weer werd verhoogd. Uit het dossier blijkt verder dat de derde neerwaartse bijstelling het gevolg was van het feit dat belanghebbende en zijn toeslagpartner met ingang van 1 april 2015 beiden KOT ontvingen. Op grond van artikel 1.5, derde lid van de Wet kinderopvang hebben een ouder en diens partner die tevens ouder is gezamenlijk één aanspraak op KOT. De KOT werd daarom eerst bij beide partners stopgezet en vanaf 1 april 2015 tot en met 31 december 2015 weer toegekend aan de toeslagpartner van belanghebbende, omdat de kinderen op haar adres ingeschreven stonden. Als gevolg hiervan werd de KOT bij belanghebbende verlaagd. Ten slotte blijkt uit het beschikbare dossier dat de vierde neerwaartse bijstelling van de KOT van belanghebbende het gevolg was van een stijging van het gezamenlijke toetsingsinkomen van belanghebbende en zijn toeslagpartner.

Naar het oordeel van de Commissie heeft UHT daarmee voldoende onderbouwd dat
sprake is van verwerking van door belanghebbende verstrekte gegevens conform weten regelgeving en dat er vooralsnog niet kan worden geoordeeld dat sprake is van
vooringenomen handelen of hardheid van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) of van een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld.

Gezien het voorgaande is de Commissie van oordeel dat UHT een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en dat belanghebbende (vooralsnog) niet als gedupeerde in de zin van de herstelregelingen kan worden aangemerkt. De Commissie concludeert daarom dat UHT op goede gronden tot haar besluit is gekomen.

Voor zover een grondiger bestudering tijdens de integrale beoordeling tot de conclusie
leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op
voorhand niet kan worden uitgesloten, kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn. Dit heelt derhalve geen gevolgen voor het besluit over de lichte toets waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen. Tijdens de hoorzitting is gebleken dat de integrale beoordeling op 30 augustus 2023 is aangevangen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten. Met dit advies neemt de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.

Conclusie

De Commissie adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en de
bestreden beschikking in stand te laten.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter