Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-06446

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 10 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 24 maart 2022

Hoorzitting: 2 november 2023

Overdracht advies aan UHT: 13 november 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en geen proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift van 23 maart 2022, ontvangen op 24 maart 2022, is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking lichte toets van 10 februari 2022, met kenmerk UHT CHR GU.

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433).

Gelet op artikel 8.6 en artikel 9.2 Wht moet de bestreden beschikking van 10 februari
2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op 2 september 2021 bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij brief van 10 februari 2022 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om haar € 30.000 te
    betalen en dat de herbeoordeling nog niet klaar is.
  • Gemachtigde heeft bij brief, ingekomen op 24 maart 2022, bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Op 2 mei 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging hiervan gestuurd.
  • Op 25 januari 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het pro forma bezwaarschrift van belanghebbende.
  • Op 6 juni 2023 heeft gemachtigde namens belanghebbende een aanvullend bezwaarschrift ingediend.
  • Op 6 juli 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het aanvullend bezwaarschrift.
  • Op 2 november 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • De Commissie bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Belanghebbende meent recht te hebben op compensatie. Hij meent door Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) als fraudeur te zijn bestempeld, waardoor hij de KOT noodgedwongen heeft stopgezet. Hierdoor zijn de kinderen van belanghebbende opgegroeid in de winkels van belanghebbende. Hij acht dit geen juiste leefomgeving om op te groeien.

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie KOT heeft het kabinet eind 2020 aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek
wordt gehonoreerd.

Voormelde maatregel is vastgelegd in artikel 2. 7 Wht dat voorziet in een eenmalige forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de
Wht, als zij daarvoor in aanmerking komen.

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

De Commissie is van oordeel dat UHT in voldoende mate heeft onderbouwd dat voor de jaren 2007 tot en met 2010 op basis van de beschikbare gegevens vooralsnog geen
reden bestaat om aan te nemen dat sprake is van vooringenomen handelen, hardheid dan wel een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld (O/GS) door de B/T. De doorgevoerde wijzigingen in de KOT zijn het directe gevolg van informatie die B/T van
belanghebbende heeft ontvangen. Over de toeslagjaren 2007 en 2008 hebben geen
neerwaartse wijzigingen plaatsgevonden. Voor toeslagjaar 2009 heeft belanghebbende omstreeks 7 november 2010 een antwoordformulier gestuurd naar B/T waarin hij verklaarde geen opvang te hebben afgenomen in 2009. De KOT voor toeslagjaar 2010 is door belanghebbende op 8 januari 2010 stopgezet. Naar het oordeel van de Commissie heeft UHT op basis van deze gegevens mogen concluderen dat geen sprake is van vooringenomen handelen door B/T, maar van verwerking van gegevens conform geldende wet- en regelgeving.

Gemachtigde stelt verder dat belanghebbende door B/T is aangemerkt als fraudeur. Uit de systemen blijkt echter niet dat belanghebbende door B/T als fraudeur is aangemerkt. UHT stelt dat belanghebbende ook niet in het systeem Fraude Signalering Voorziening (FSV) heeft gestaan. Indien dit wel het geval was geweest, had belanghebbende hierover een brief ontvangen van B/T.

De Commissie volgt UHT in haar standpunt dat op basis van voormelde toets (vooralsnog) kan worden geconcludeerd dat belanghebbende niet is aangemerkt als
fraudeur en dat geen sprake is van een vooringenomen handelswijze door B/T. Tijdens
de integrale beoordeling zal hier nader onderzoek naar worden gedaan, met name hoe in november 2010 de communicatie tussen B/T en belanghebbende is verlopen. De
Commissie meent dat UHT (vooralsnog) op goede gronden heeft geoordeeld dat belanghebbende binnen het beoordelingskader van de lichte toets niet als gedupeerde
kan worden aangemerkt.

Voor zover een grondigere bestudering tijdens de integrale beoordeling tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Echter, dit heeft geen gevolgen voor het besluit over de lichte toets waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar
ongegrond te verklaren.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en geen proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter