Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04187

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 16 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 24 januari 2022

Overdracht advies aan UHT: 16 oktober 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bestreden besluit niet in stand te laten en aan belanghebbende in het kader van de eerste toets € 30.000 toe te kennen. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie in gang te zetten.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen Beschikking lichte toets € 30.000 van 16 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU.

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 16 december 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling
    van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij beschikking van 16 december 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij
    (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • Bij brief van 17 januari 2022, ingekomen op 24 januari 2022, heeft belanghebbende
    een bezwaarschrift ingediend. Op 18 april 2023 heeft UHT hier schriftelijk op gereageerd.
  • Op 11 september 2013, per e-mail bevestigd op 12 september 2013, heeft
    belanghebbende telefonisch te kennen gegeven afstand te doen van haar recht om
    gehoord te worden.
  • De Commissie ziet daarom op grond van artikel 7:3 onder c van de Algemene wet
    bestuursrecht af van het horen van belanghebbende en adviseert op basis van de
    aan haar bekende stukken.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van 20 september 2023.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde eerste toets. Na de eerste toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

Zoals uiteen is gezet in artikel 2.7 Wht voorziet die wet in een eenmalige forfaitaire
uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht, en die daarvoor in aanmerking komen.

De beschikking van 16 oktober 2021 waarin UHT aan belanghebbende meedeelde: "Helaas zien wij nu geen reden om u € 30.000 uit te betalen" bevat, na die mededeling slechts een algemeen gestelde opsomming van argumenten die reden voor het niet toekennen van de uitkering zouden kunnen zijn. Niet wordt uitgelegd waarom UHT nog niet in staat was om te beoordelen of zich in het geval van belanghebbende één van die gevallen voordeed. Daarom kan deze argumentatie niet worden aangemerkt als een deugdelijke motivering van de beschikking als bedoeld in artikel 3:46 en 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht.

In de schriftelijke reactie van 18 april 2023 heeft UHT duidelijk gemaakt dat de nihilstelling van de KOT in 2009 op grond van non-respons tot de conclusie leidt dat er sprake is van vooringenomen handelen, omdat de vraag- en rappelbrieven niet in de systemen van B/T zijn aangetroffen. Hierdoor heeft belanghebbende, omdat zij als gedupeerde kan worden aangemerkt, recht op € 30.000. De Commissie kan zich in de getrokken conclusie vinden, en adviseert UHT om tot betaling van € 30.000 over te gaan.

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie aan UHT:

  • om het bestreden besluit te vernietigen en belanghebbende in het kader te toetsen € 30.000 toe te kennen;
  • om in het besluit op bezwaar van aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitvoering van de eerste toets en niet al mede een integrale beoordeling bevat.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter