BAC 2021-00321
Publicatiedatum 06-12-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 15 en 24 februari 2021 met kenmerk UHT-BDMB2,
28 juni 2021 met kenmerk UHT-DC-I A en 11 augustus 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschriften: 1 april 2021, 26 juli 2021 en 26 april 2022
Hoorzitting: 17 augustus 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaarschriften tegen de beschikkingen met kenmerken UHT-B DMB2 en UHT-DC-I-A ongegrond te verklaren en het bezwaarschrift tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I deels gegrond te verklaren en belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
De door (hierna: belanghebbende) en namens belanghebbende ingediende (pro forma) bezwaarschriften zijn gericht tegen de op 15 en 24 februari 2021, 28 juni 2021 en 11 augustus 2021 door UHT genomen beschikkingen:
- Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (UHT-DC I).
- Beschikking minimumbedrag herbeoordeling kinderopvangtoeslag (UHT-B DMB2);
- Definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (UHT-DC-I A);
[Gemachtigde] heeft zich tijdens de bezwaarprocedure gemeld als gemachtigde van
belanghebbende. Hij wordt hierna als gemachtigde aangemerkt.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende compensatie toegekend voor het toeslagjaar 2013. De compensatie is afgewezen voor de toeslagjaren 2010 tot en met 2012. Voor het toeslagjaar 2014 is de O/GS-tegemoetkoming toegepast.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich op 29 april 2020 bij UHT gemeld in het kader van een
herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). Op 9 mei 2020 heeft
UHT een ontvangstbevestiging hiervan gestuurd. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 8 februari 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geoordeeld dat gedurende de jaren 2010, 2011, 2012 en 2014 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid. Voor het toeslagjaar 2013 is er volgens de CvW wel sprake van institutionele vooringenomenheid, en voor het
toeslagjaar 2014 is de B/T van oordeel dat de O/GS-tegemoetkoming moet worden toegepast, omdat belanghebbende ten onrechte is beticht van opzet/grove schuld. - Bij brieven van 15 en 24 februari 2021 met kenmerk UHT-B DMB2 is aan
belanghebbende medegedeeld dat zij op basis van de eerste toets in aanmerking
komt voor de Catshuisregeling en dat € 30.000 aan haar zal worden uitgekeerd,
alsmede dat de herbeoordeling nog niet helemaal klaar is. - Belanghebbende heeft bij brief, ingekomen op 1 april 2021, bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen van 15 en 24 februari 2021.
- Bij brief van 28 juni 2021 is aan belanghebbende medegedeeld dat de (voorlopige) compensatie over het toeslagjaar 2013 € 12.663 bedraagt.
- Bij beschikking van 28 juni 2021 met kenmerk UHT-DC-I A is aan belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie KOT voor de toeslagjaren 2010, 2011 en 2012.
- Belanghebbende heeft bij brief, ingekomen op 26 juli 2021, bezwaar gemaakt tegen de beschikking definitieve afwijzing compensatie van 28 juni 2021. Op 27 augustus 2021 heeft UHT een ontvangstbevestiging hiervan gestuurd.
- Bij beschikking van 11 augustus 2021 met kenmerk UHT-DC I is aan belanghebbende medegedeeld dat de definitieve compensatie over het toeslagjaar
2013 € 12.716 bedraagt. - Bij brief van 26 april 2022 heeft gemachtigde aanvullende gronden aangeleverd. Uit de aanvullende gronden blijkt dat gemachtigde ook bezwaar maakt tegen de beschikking definitieve toekenning compensatie van 11 augustus 2021 met kenmerk UHT-DC I. Op 11 mei 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging hiervan
gestuurd. - Op 10 november 2022 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden
van belanghebbende. - Gemachtigde heeft bij e-mail van 3 augustus 2023 aanvullende stukken ingediend.
- Belanghebbende heeft wegens privéomstandigheden de hoorzittingen van 1 juni
2023 en 27 juli 2023 geannuleerd. De hoorzitting heeft uiteindelijk plaatsgevonden op 17 augustus 2023. Een verslag van deze hoorzitting is als bijlage bij dit advies gevoegd. - Op 31 augustus 2023 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie opgesteld.
- Op 4 oktober 2023 heeft gemachtigde gereageerd op de aanvullende schriftelijke
reactie van UHT. - Op 26 oktober 2023 heeft UHT per e-mail uitleg gegeven over de FSV-lijsten. De
secretaris heeft deze e-mail dezelfde dag doorgestuurd naar gemachtigde. - De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaar van
belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Het is niet in geding dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Beoordeling toeslagjaar 2011
Belanghebbende stelt dat gedurende het jaar 2011 het voorschot werd vastgesteld op € 9.190 daarna op € 4.522 en vervolgens op € 4.651. Bij beschikking van 3 december 2013 is het recht op KOT 2011 voor belanghebbende definitief vastgesteld op een bedrag van € 3.699. Belanghebbende moest daardoor een bedrag van € 952 terugbetalen. Zij is het daar niet mee eens en meent dat zij ook voor het jaar 2011 als gedupeerde moet worden aangemerkt. De Commissie volgt belanghebbende daar niet in en zal dat hieronder uitleggen.
Uit de specificatie van de voorschotbeschikking met dagtekening 8 december 2011 blijkt dat in beginsel is uitgegaan van 111 opvanguren per maand. De informatie die de
Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) vervolgens van de Kinderdagverblijf heeft ontvangen staat in productie 20. Hieruit leidt de Commissie of dat de opvang per 1
maart 2011 is gestopt en dat belanghebbende minder opvanguren heeft genoten dan in eerste instantie door haar was opgegeven. Vervolgens is met ingang van 21 juni 2011 tot 31 oktober 2011 sprake geweest van opvang bij een gastouder. Aansluitend is er gebruik gemaakt van opvang bij Kinderdagverblijf Deze wijzigingen, zoals het
stopzetten van de opvang bij Kinderdagverblijf maar ook het gebruik maken van een gastouder en hernieuwde opvang, aanpassing van het uurtarief en opvanguren, hebben uiteindelijk geresulteerd in een lager KOT-bedrag voor 2011 dan het bedrag dat in eerste instantie als voorschotbedrag was vastgesteld.
De Commissie volgt dan ook UHT dat er geen aanwijzingen zijn voor institutioneel
vooringenomen handelen of hardheid door de B/T; de KOT voor 2011 is bijgesteld op
grond van wijzigingen doorgegeven door belanghebbende zelf of de kinderopvanginstelling. Gelet op het vorenstaande, adviseert de Commissie UHT het
bezwaar ten aanzien van dit punt ongegrond te achten.
Verrekeningen/betalingsregeling toeslagjaar 2011
Naar aanleiding van de hoorzitting van 17 augustus 2023 is UHT verzocht nader
onderzoek in te stellen naar het antwoord op de vraag of belanghebbende voor het
toeslagjaar 2011 een betalingsregeling heeft aangevraagd dan wel heeft aangeboden
gekregen van de B/T. UHT heeft in haar aanvullende schriftelijke reactie van 31 augustus 2023 uiteengezet dat belanghebbende in het toeslagjaar 2011 niet heeft verzocht om een betalingsregeling en dat betalingsregelingen niet ambtshalve worden aangeboden of toegekend.
De Commissie overweegt dat UHT met de nadere schriftelijke reactie van 31 augustus
2023 in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat er geen informatie te vinden is over een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling dan wel dat de B/T een
betalingsregeling heeft aangeboden, toegekend of daartoe verplicht is.
Gemachtigde heeft verder aangevoerd dat er onduidelijkheid is over welke verrekeningen voor het toeslagjaar 2011 hebben plaatsgevonden betreffende het bedrag van € 952 dat belanghebbende heeft moeten terugbetalen.
De Commissie is van oordeel dat UHT met het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van overzichten van het Landelijk Incassocentrum (hierna: LIC) en de aanvullende reactie 31 augustus 2023 voldoende duidelijk heeft gemaakt hoe in het toeslagjaar 2011 de betalingen en verrekeningen hebben plaatsgevonden. De Commissie stelt zich dan ook op het standpunt dat het bezwaar van belanghebbende tegen de bestreden beschikking op dit punt ongegrond is.
De hoogte van de door UHT toegekende forfaitaire compensatie over toeslagjaar 2013
UHT heeft ter zitting aangegeven dat er bij de berekening van de rentevergoeding over
de gemiste KOT een onjuiste berekening is gehanteerd. In de aanvullende reactie van 31 augustus 2023 heeft UHT bevestigd dat de rentevergoeding over de gemiste KOT
opnieuw berekend zal worden over de periode 12 december 2014 tot en met 11 augustus 2021. Het bezwaar is op dit punt gegrond en derhalve adviseert de Commissie UHT om de rente gemiste KOT voor 2013 te berekenen over de juiste periode en ook de compensatie onder k aan te passen (1%).
Met betrekking tot de immateriële schadevergoeding, overweegt de Commissie dat de
forfaitaire vergoeding voor immateriële schade een vergoeding is voor veronderstelde
stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende ervaart, omdat het lang duurt
voordat de compensatie definitief is berekend. Belanghebbende heeft door de
bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van haar
compensatie.
De Commissie acht het aannemelijk dat de ervaring van stress nog steeds voortduurt.
Daar het bezwaar gezien het voorgaande deels gegrond is, adviseert de Commissie UHT, zoals ook door UHT ter zitting onderschreven en bevestigd in de aanvullende schriftelijke reactie, om de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot aan de datum van de beslissing op bezwaar.
Toeslagjaar 2013 - heffingsrente
Belanghebbende heeft gevraagd om een toelichting waar het bedrag van € 10.770 op is gebaseerd, aangezien uit de beschikking van 11 augustus 2021 blijkt dat de terug te
betalen KOT € 10.477 bedraagt.
De Commissie overweegt dat heffingsrente of toeslagrente de rente betreft op de
teruggevorderde KOT vanaf de uitbetaling van KOT aan belanghebbende tot het moment van de terugvordering. De Commissie oordeelt dat UHT in haar schriftelijke reactie voldoende heeft toegelicht dat het verschil van € 10.477 en € 10.770 te verklaren is door de in rekening gebrachte toeslagrente (heffingsrente) van € 293. De Commissie oordeelt dan ook dat het bezwaar op dit punt niet slaagt.
FSV-lijst
Op de hoorzitting van 17 augustus 2023 is aan UHT verzocht nadere informatie te
verschaffen over de vraag of belanghebbende op de FSV-lijst heeft gestaan. In de
aanvullende schriftelijke reactie van 31 augustus 2023 heeft UHT belanghebbende
verwezen naar een website van de B/T over actuele informatie over het Fraude
signaleringsvoorziening en voorts aangegeven dat belanghebbende kan inloggen in het FSV-portaal. Verder blijkt uit navraag dat belanghebbende niet op de FSV-lijst heeft gestaan, aldus UHT. Op 4 oktober 2023 heeft belanghebbende in reactie hierop naar voren gebracht dat het voor haar nog steeds niet duidelijk is of zij op de FSV-lijst heeft gestaan, omdat er geen uitleg is gegeven in welk bestand UHT heeft gekeken. Volgens belanghebbende bestaat er naast een huidige FSV-bestand ook een historisch FSV bestand. Uit navraag van de secretaris van de Commissie bij UHT blijkt dat er geen
historische FSV-lijst bestaat, maar enkel een FSV-lijst. Volgens UHT is dit feitelijk een
applicatie, waarin de mogelijkheid was opgenomen om een BSN-nummer met een
melding te archiveren. Hiervan is in enkele gevallen gebruik gemaakt. Belanghebbende
komt niet voor in de FSV-lijst, waardoor er dus ook geen sprake is van een gearchiveerde melding ten aanzien van belanghebbende. De FSV controle heeft betrekking op zowel actieve als gearchiveerde meldingen. Gelet op het vorenstaande, adviseert de Commissie UHT het bezwaar ten aanzien van dit punt ongegrond te achten.
Proceskosten vergoeding
Het advies van de Commissie strekt ertoe om de beschikking met kenmerk UHT-DC I
(deels) te herroepen. Daarom adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van
rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten
bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van
twee procespunten (bezwaarschrift en hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding toe te kennen (wegingsfactor 2).
Conclusie
Gelet het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:
- de bezwaren gericht tegen de beschikkingen met kenmerken UHT-B DMB2 en
UHT-DC-I-A ongegrond te verklaren; - de bezwaren gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I deels gegrond
te verklaren in die zin dat:
o de rentevergoeding voor gemiste KOT (component j) voor het toeslagjaar 2013
opnieuw wordt berekend over de juiste periode en dat de aanvullende vergoeding
van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag (component k) dientengevolge wordt aangepast;
o de vergoeding voor immateriële schade (component i) wordt berekend tot de
datum van de beslissing op bezwaar; - een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van 2 procespunten tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor 2.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter