BAC 2022-10115
Publicatiedatum 06-12-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 5 augustus 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 22 september 2022
Hoorzitting: 4 mei 2023
Overdracht advies aan UHT: 6 juni2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten. Verder adviseert de Commissie UHT om de integrale beoordeling van de compensatie voor belanghebbende met spoed in gang te zetten.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde], namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift, is gericht tegen de door UHT genomen beschikking met kenmerk UHT CHR GU van 5 augustus 2022 op de aanvraag om toekenning van een zogenoemde Catshuisuitkering van € 30.000.
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht, in werking
getreden.
Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 van de Wht moet de bestreden beschikking
van 21 februari 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich op 7 april 2022 bij UHT aangemeld in het kader van een
herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). - Bij beschikking van 5 augustus 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
- Op 15 september 2022 heeft namens belanghebbende een bezwaarschrift ingediend.
- Bij brief van 31 oktober 2022 heeft UHT een schriftelijke reactie gegeven op het
bezwaarschrift. - Op 6 januari 2023 heeft zich onttrokken als gemachtigde van belanghebbende. Om deze reden heeft belanghebbende uitstel gekregen voor het indienen van de gronden van bezwaar.
- Op 15 februari 2023 heeft belanghebbende de gronden van haar bezwaar aangevuld.
- Op 4 mei 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een
hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is
achter het advies gevoegd. Daarnaast heeft belanghebbende stukken overgelegd
tijdens de hoorzitting. Een kopie van deze stukken is eveneens achter het advies
gevoegd.
Ontvankelijkheid
Tussen partijen staat niet ter discussie dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarmaker om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie KOT heeft het kabinet eind 2020 aanvullende
maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die
maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle
gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek
wordt gehonoreerd (artikel 2. 7 Wht).
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
Toeslagjaar 2005
In het bezwaarschrift stelt belanghebbende zich op het standpunt dat zij in 2005 KOT
heeft aangevraagd, maar dat zij pas in 2008 het geld heeft ontvangen. Zij heeft
meerdere malen haar aanvraag ingediend, maar kreeg iedere keer te horen dat haar
stukken kwijt waren geraakt of dat er een achterstand was. Belanghebbende meent dan ook dat de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) vooringenomen heeft gehandeld. Omdat belanghebbende in 2005 geen KOT heeft uitbetaald gekregen, heeft zij het ene gat met het andere moeten dichten en is zij in financiële problemen geraakt.
De Commissie stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting vast dat
belanghebbende voor het jaar 2005 in ieder geval een aanvraag KOT heeft gedaan op
23 oktober 2007. Van deze aanvraag zit een afschrift in het dossier. Uit het RKT-bestand blijkt echter dat deze aanvraag toen niet is afgerond, maar pas op 6 juni 2008. Dit wordt ook ondersteund door de telefoonnotitie van 2 juni 2008 waarin staat dat
belanghebbende tijdens de aanvraag het aantal opvanguren en het tarief niet had
ingevuld. Hierna heeft belanghebbende alsnog de gevraagde gegevens overgelegd en is er een bedrag uitgekeerd van € 3.632 uitgekeerd. Naar het oordeel van de Commissie heeft UHT vooralsnog van deze gegevens mogen uitgaan. Weliswaar zit er enige tijd tussen de aanvraag van oktober 2007 en de afdoening van de zaak in juni 2008 en is het mogelijk dat B/T in de tussentijd stukken is kwijtgeraakt, maar dit maakt nog niet dat sprake is van vooringenomen handelen.
FSV melding
Belanghebbende stelt dat zij ten onrechte is opgenomen in het systeem Fraude
Signalering Voorziening (FSV) en dat dit recht op compensatie oplevert.
De Commissie overweegt dat B/T miljoenen belastingaangiften en aanvragen van
toeslagen verwerkt. Om dit snel en goed te kunnen afhandelen, maakt B/T gebruik van
computersystemen. In deze systemen staan de gegevens van iedereen die belasting
betaalt of een toeslag krijgt. De FSV was één van deze systemen. Omdat de FSV niet
goed werd gebruikt, is deze op 27 februari 2020 uitgezet. Een deel van de mensen heeft niets gemerkt van de registratie in de FSV, maar er zijn ook mensen die gevolgen hebben ondervonden van deze registratie, bijvoorbeeld omdat B/T ten onrechte niet
meewerkte aan een minnelijke schuldsanering. Als uit onderzoek blijkt dat er sprake is
van gevolgen door de registratie in FSV, dan kan belanghebbende aanspraak maken op
een financiële tegemoetkoming. Het onderzoek naar de vraag of belanghebbende hier
gevolgen heeft ondervonden en of daarvoor een financiële tegemoetkoming aan de orde is, vindt plaats door B/T. Dit onderzoek staat los van de onderhavige procedure in het kader van het financiële herstel rondom de KOT, dat door UHT wordt afgehandeld.
Opname in het FSV-systeem biedt dan ook géén grond voor compensatie op grond van de Wht.
Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar
ongegrond te verklaren. Daarmee geeft de Commissie geen voorschot op de integrale
beoordeling die nog zal plaatsvinden.
Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Deze beoordeling zal dan echter plaatsvinden in het kader van de integrale toets en heeft daarom geen gevolgen voor de beschikking waartegen in deze procedure bezwaar is gemaakt.
De Commissie adviseert UHT tot slot om de integrale toets zo spoedig mogelijk in gang te zetten.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om het bestreden besluit in stand te laten en de integrale beoordeling van de compensatie voort te zetten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter