Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05297

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 1 mei 2021 met kenmerk CAP/UCF/21/093 UHT), 18 januari 2022 met kenmerk UHT-DHS A, 18 januari 2022 met kenmerk UHT-DH A en 21 februari 2023 met kenmerk UHT-DCH ZV)

Ontvangst bezwaarschrift: 18 mei 2021, 18 januari 2022 en 21 februari 2023

Hoorzitting: 19 januari 2023

Overdracht advies aan UHT: 1 augustus 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT de bezwaren gedeeltelijk gegrond te verklaren en aan belanghebbende bij beslissing op bezwaar een vergoeding voor proceskosten toe te kennen.

Onderwerp van advies

De door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen besluiten van:

  • 1 mei 2021 (CAP/UCF/21/093), afwijzing lichte toets;
  • 18 januari 2022 (UHT-DH A), afwijzing compensatie over 2010 en 2011;
  • 18 januari 2022 (UHT-DHS-A), afwijzing compensatie over 2017; en
  • 21 februari 2023 (UHT-DCH ZV), toekenning van compensatie over 2010.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht, in werking
getreden (Stb. 2022, 433).

Gelet op het bepaalde in artikel 8.2 en 9.2 Wht moeten ook de bestreden beschikkingen van vóór 5 november 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2010, 2011 en 2017.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 28 december 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geoordeeld dat over 2011 en 2017 geen aanspraak bestaat op compensatie
    wegens vooringenomen handelen en dat evenmin aanspraak bestaat op compensatie wegens hardheid. Ten aanzien van toeslagjaar 2010 heeft de CvW in haar advies overwogen dat volgens de voorlopige conclusie van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) de compensatieregeling wel van toepassing was.
  • Bij beschikking van 1 mei 2021 is belanghebbende bericht dat zij een lichte toets
    heeft gehad en dat geen reden werd gezien om belanghebbende een compensatie
    van € 30.000 te geven (afwijzing in het kader van de lichte toets).
  • Bij beschikkingen van 18 januari 2022 is belanghebbende bericht dat zij geen
    recht heeft op compensatie KOT voor de jaren 2010, 2011 en 2017.
  • Belanghebbende heeft bij brief van 18 mei 2021 tegen de (thans ingetrokken)
    beschikking van 1 mei 2021 een bezwaarschrift ingediend.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 18 januari 2022 tegen de besluiten van diezelfde
    datum een bezwaarschrift ingediend.
  • Op 26 september 2022 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
  • Op 19 januari 2023 heeft ten behoeve van de bezwaarschriften van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.
  • Na de hoorzitting heeft UHT de beschikking met bijlage gedateerd 21 februari 2023 (UHT-DCH ZV), inhoudende (alsnog) toekenning van compensatie over het toeslagjaar 2010 tot een bedrag van € 37.984 en handhaving van de afwijzing van compensatie over de toeslagjaren 2011 en 2017, aan de Commissie toegezonden.
  • De Commissie heeft gemachtigde per e-mail van 21 februari 2023 gevraagd of de
    beschikking van 21 februari 2023 ( UHT-DCH ZV) tot gevolg heeft dat belanghebbende eventuele nog resterende bezwaren tegen de bestreden besluiten
    zou willen intrekken en ook zou willen berusten in de beschikking van 21 februari
    2023 (UHT-DCH ZV), mits aan haar een proceskostenvergoeding wordt
    toegekend.
  • Gemachtigde heeft daarop bij e-mailbericht van 1 maart 2023 gereageerd. Belanghebbende heeft het bezwaar tegen de beschikking van 1 mei 2021
    (CAP/UCF/21/093 UHT) ingetrokken en berust in de compensatieberekening over
    2010, maar vraagt (welbeschouwd) nog een oordeel over de toeslagjaren 2011 en
    2017.
  • Op 27 april 2023 heeft UHT een nadere schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 22 mei 2023 heeft gemachtigde op de nadere schriftelijke reactie gereageerd.

Ontvankelijkheid

Niet in geschil is dat de bezwaren ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Hoogte KOT

Belanghebbende stelt dat niet is gebleken dat de ontvangen bedragen aan KOT correct
zouden zijn. Nu belanghebbende hiervoor geen gronden aanvoert, ziet de Commissie
geen aanleiding te adviseren tot herroeping van de bestreden besluiten.

De Commissie merkt op dat de Wht geen herziening beoogt van onherroepelijke
vaststellingsbeschikkingen. De regeling heeft immers niet tot doel om alsnog KOT uit te keren, maar richt zich op de compensatie van onterecht teruggevorderde KOT.

De Commissie adviseert UHT om het bezwaar van belanghebbende op dit punt
ongegrond te verklaren.

Aanspraak op O-GS compensatie over 2011 en 2017

UHT heeft in het schriltelijk verweer onder verwijzing naar een uitdraai uit het Toeslagen Verstrekkingen Systeem (hierna: TVS) toegelicht dat belanghebbende geen aanvraag heeft gedaan voor een betalingsregeling.

In de e-mail van 22 mei 2023 schrijlt belanghebbende dat uit het overzicht van het
Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC) 2011 lijkt te volgen dat er na een
betalingsherinnering sprake was van een dwangbevel in 2014 voor een KOT-schuld over 2011.Dat zou erop kunnen duiden, aldus belanghebbende, dat in 2014 een
betalingsregeling zou zijn geweigerd. Gemachtigde benadrukt, zowel in het
bezwaarschrift van 18 januari 2022 als in haar nadere reactie van 22 mei 2023, dat
belanghebbende niet precies weet wat er gebeurd is.

Belanghebbende heelt de juistheid van het LIC-overzicht en de uitdraai uit het systeem
waaruit blijkt dat er geen sprake was van een Opzet/ Grove Schuld-kwalificatie (hierna:
O/GS-kwalificatie), niet weersproken.

De enkele mogelijkheid dat in 2014 een betalingsregeling voor een KOT-schuld uit 2011 zou zijn geweigerd, maakt nog niet dat belanghebbende aanspraak heeft op compensatie wegens een onterechte O/GS-kwalificatie over het toeslagjaar 2011. De Commissie gaat er op basis van de nu in het dossier beschikbare stukken vanuit dat de Belastingdienst/ Toeslagen aan belanghebbende geen O/GS-kwalificatie heeft gegeven. B/T lijkt ook niet te hebben geweigerd aan belanghebbende een persoonlijke betalingsregeling of buitengerechtelijke schuldregeling toe te kennen. Aan de vereisten van artikel 2.6 Wht voor toekenning van een O/GS-tegemoetkoming, is dus niet voldaan.

In de brief van B/T van 5 maart 2020 staat: "In het verleden moest u toeslag
terugbetalen. U hebt toen om een persoonlijke betalingsregeling gevraagd. Die hebt u
niet gekregen omdat er sprake zou zijn van 'grove schuld', Wij onderzoeken nu of dit wel terecht was. Zolang we daarmee bezig zijn, hoeft u tijdelijk niet meer terug te betalen."

Hoewel de Commissie gebleken is dat de brief van 5 maart 2020 onjuiste informatie
bevatte (uit de integrale beoordeling kwam immers naar voren dat belanghebbende geen betalingsregeling heelt aangevraagd die vanwege 'grove schuld' is geweigerd), is hierin aan belanghebbende geen aanspraak op een O/GS-tegemoetkoming toegezegd. De Commissie adviseert UHT het bezwaar ongegrond te verklaren voor zover dit bezwaar zich richt tegen het niet toekennen van een O/GS tegemoetkoming ex artikel 2.6 Wht.

Aanspraak op compensatie wegens hardheid/ vooringenomen handelen over 2011 en 2017

UHT heeft aan de hand van de (in de bij de aanvullende schriftelijke reactie van 27 april
2023 ingebrachte) LIC-overzichten inzichtelijk gemaakt welk bedrag B/T, wanneer, op
welke rekeningnummer en op basis van welke beschikking heeft uitbetaald.

Uit de bij de Commissie ingediende stukken (inclusief de aanvullende schriftelijke reactie van 27 april 2023) blijkt, dat de wijzigingen in de hoogte van de KOT en de uiteindelijke stopzetting van de KOT in 2011 en 2017 hebben plaatsgevonden conform de door de kinderopvanginstelling of belanghebbende aan UHT verstrekte informatie, althans vanwege het uitblijven van gevraagde informatie. Het uitvragen van aanvullende informatie is een standaardprocedure om de toeslag juist te kunnen vaststellen. Daarnaast is de stopzetting en vermindering in toeslag gebaseerd op de door belanghebbende aangeleverde informatie. De stopzetting van de toeslag voor één van de kinderen is ook conform de aangeleverde informatie door belanghebbende waarin duidelijk is vermeld dat de opvang is beëindigd. Hetgeen de gemachtigde heeft
aangevoerd in de mail van 22 mei 2023 werpt geen andere blik op het zojuist gestelde
en de in de bedoelde mail genoemde invorderingsmaatregelen leggen als zodanig
onvoldoende gewicht in de schaal om te kunnen oordelen dat een betalingsregeling zou zijn geweigerd.

Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat voor de jaren 2011 en 2017 op basis van de beschikbare gegevens onvoldoende aanknopingspunten zijn gebleken om aan te nemen dat sprake is van vooringenomen handelen dan wel hardheid door B/T. De Commissie adviseert UHT dan ook om de bezwaren in zoverre ongegrond te verklaren.

Proceskostenvergoeding / hoogte compensatiebedrag

Gemachtigde heeft in het bezwaarschrift van 18 januari 2022 verzocht om "ten behoeve van cliënt proceskosten toe te kennen".

Belanghebbende heeft aanvankelijk bezwaar gemaakt tegen het feit dat haar in de
bestreden beschikkingen geen compensatie over 2010 werd toegekend. Eerst na de
hoorzitting is UHT aan dit bezwaar tegemoetgekomen met de beschikking van 21 februari 2023 (UHT-DCH ZV). In deze beschikking is aan belanghebbende geen bedrag voor proceskosten toegekend. Een dergelijke toekenning is wel aan de orde, nu feitelijk sprake is van een gegrond bezwaar (namelijk ten aanzien van toeslagjaar 2010) en de
bestreden beschikking op dit punt herroepen is. De Commissie adviseert UHT daarom
aan belanghebbende een correcte proceskostenvergoeding toe te kennen, zoals door
gemachtigde ook is verzocht in het e-mailbericht van 1 maart 2023. Op grond van het
Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire
vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en deelname hoorzitting)
met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

    Conclusie

    Samengevat adviseert de Commissie UHT om de bezwaren gedeeltelijk gegrond te
    verklaren en aan belanghebbende bij beslissing op bezwaar een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de onderhavige bezwaarprocedure van 2 procespunten met elk een wegingsfactor 2 tegen de hoogste vergoeding per procespunt.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter