Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04937

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit:20 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 31 januari 2022

Hoorzitting: 6 september 2023

Overdracht advies aan UHT: 29 september 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie in gang te zetten.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen (afwijzende) beschikking van 20 december 2021 (UHT CHR GU) om belanghebbende op grond van de eerste toets vooralsnog geen € 30.000 toe te kennen.

De beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de
hersteloperatie kinderopvangtoeslag waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304),
komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt
afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 20 december 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor berekeningsjaar 2013.
  • Bij beschikking van 20 december 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat hij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • Bij brief, ontvangen op 31 januari 2022, heeft belanghebbende tegen deze beschikking een bezwaarschrift met gronden ingediend.
  • Bij schriftelijke reactie van 23 februari 2023 heeft UHT gereageerd op het bezwaar van belanghebbende.
  • Op 6 september 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is bij het advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000
aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, als het
verzoek wordt toegekend (artikel 2.7 Wht).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde 'eerste
toets'. Na deze eerste toets volgt een 'integrale beoordeling' op grond van de Wht.

Berekeningsjaar 2013

De Commissie overweegt dat uit de bekende gegevens blijkt dat belanghebbende alleen voor berekeningsjaar 2013 KOT heeft aangevraagd. Voor dit jaar heeft UHT een
herbeoordeling uitgevoerd. UHT heeft ten behoeve van belanghebbende de in dit bezwaar aangevallen beschikking genomen. Voor berekeningsjaren 2015 en 2016 heeft de partner van belanghebbende KOT aangevraagd. Deze berekeningsjaren maken geen onderdeel uit van de aangevallen beschikking. De Commissie kan daarom
niet adviseren over de berekeningsjaren 2015 en 2016 in het kader van dit bezwaar.

Vooralsnog geen toekenning van € 30.000

In zijn bezwaarschrift heeft belanghebbende aangegeven dat hij in aanmerking komt voor betaling van € 30.000. In de schriftelijke reactie en de aanvulling daarop op de
hoorzitting, heeft UHT aanvullend duidelijkheid verschaft over de reden waarom zij
vooralsnog niet tot toekenning van de uitkering van het forfaitaire bedrag van € 30.000 over is gegaan. De Commissie overweegt dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van de eerste toets heeft mogen oordelen dat zij vooralsnog geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, de bijstelling voor berekeningsjaar 2013 heeft, voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt, plaatsgevonden conform de van belanghebbende ontvangen informatie. Belanghebbende heeft in 2013 de KOT stopgezet met ingang van 1 juli 2013. De KOT 2013 is om deze reden verlaagd. UHT heeft de wijziging en de reden hiervoor in haar verweerschrift nader uiteengezet en ter zitting heeft zij dit toegelicht. De wijziging in toegekende KOT is dus in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar.

Voor zover een grondigere bestudering ( eventueel met advocaat en/of tolk) tot de
conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt,
hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn. Dit heeft zodoende geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.

De Commissie geeft UHT in overweging om bij de integrale beoordeling onderzoek te
verrichten naar het toeslagjaar 2013, met het oog op de opmerking van belanghebbende ter zitting dat er destijds geen opvang is afgenomen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen
voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.

Conclusie

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken in het kader van de eerste toets een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft
uitgevoerd en adviseert de Commissie UHT:

  • om het bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten;
  • om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de eerste toets niet al mede een integrale beoordeling bevat.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter