Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05819

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 26 januari 2022 met kenmerk UHT CHR S

Ontvangst bezwaarschrift: 31 januari 2022

Overdracht advies aan UHT: 20 juli 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift van 27 januari 2022, ingekomen op 31 januari, is gericht tegen de door UHT genomen beschikking "lichte toets" € 30.000 van 26 januari 2022 (UHT CHR S).

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende bericht dat de
Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) op dit moment nog geen reden ziet om € 30.000 te betalen.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) in werking getreden.

Gelet op artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking van 26 januari 2022
geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Op 13 april 2021 heeft belanghebbende UHT verzocht om een herbeoordeling van
    de aan haar toegekende KOT over de jaren 2013 tot en met 2021.
  • Bij beschikking van 26 januari 2022 is aan belanghebbende medegedeeld dat ze geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • Bij brief van 27 januari 2022, ingekomen op 31 januari 2022 heeft belanghebbende bezwaar ingediend tegen deze beschikking.
  • De gemachtigde heeft UHT op 13 april 2022 in gebreke gesteld wegens het niet-tijdig beslissen op het door haar ingediende bezwaar.
  • De gemachtigde heeft op 22 december 2022 beroep ingesteld bij de rechtbank
    Den Haag vanwege het uitblijven van een beslissing op bezwaar.
  • Op 23 januari 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaar van
    belanghebbende.
  • De Commissie heeft belanghebbende en haar gemachtigde uitgenodigd om het
    bezwaar mondeling op 8 juni 2023 toe te lichten tijdens een hoorzitting. Op
    verzoek van gemachtigde is de hoorzitting verplaatst naar 20 juli 2023.
  • Op 9 juli 2023 heeft gemachtigde namens belanghebbende aangegeven geen
    gebruik meer te willen maken van het recht om gehoord te worden. Gemachtigde
    heeft de Commissie verzocht om de zaak op stukken af te doen.
  • De Commissie bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaar van belanghebbende op de in het dossier bekende stukken behandeld en het hiernavolgende advies aan UHT opgesteld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag (hierna KOT) heeft het kabinet eind 2020 aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

In het bezwaar verzoekt belanghebbende UHT om haar beslissing van 26 januari 2022 te herzien. Belanghebbende meent dat het besluit gebaseerd is op foutieve informatie.
Belanghebbende stelt dat zij in het verleden niet strafrechtelijk is veroordeeld vanwege
haar eigen KOT. Belanghebbende is daarom van mening dat zij recht heeft op € 30.000.

In haar schriftelijke reactie heeft UHT aangevoerd waarom ze geen reden zag om tot
uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Uit onderzoek is gebleken dat er sprake is geweest van een strafrechtelijk traject. Bij de integrale beoordeling wordt nagegaan welke stukken aanwezig zijn van het strafrechtelijk traject en wordt navraag gedaan bij het OM over de strafrechtelijke procedure. De beoordeling van het
strafrechtelijke traject vergt een specialistische aanpak voor het vaststellen van de
gedupeerdheid van belanghebbende. Deze beoordeling wordt alleen gedaan bij de
integrale beoordeling. Deze opstelling van UHT is voor de Commissie goed navolgbaar.

Inmiddels heeft UHT echter bij brief van 4 juli 2023 belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatie over de jaren 2013 tot en met 2019
toegezonden, waarin een bedrag van € 84.665 (inclusief € 30.000) aan haar wordt
toegekend. Dit bedrag is ook op 27 juni 2023 aan belanghebbende uitbetaald.

De Commissie stelt zich op het standpunt dat hiermee het belang van belanghebbende
bij het voeren van de onderhavige bezwaarprocedure is komen te vervallen.

Nu het procesbelang van belanghebbende is komen te vervallen, acht de Commissie het bezwaarschrift van belanghebbende niet-ontvankelijk.

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren;
  • het verzoek om een proceskostenvergoeding af te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter