BAC 2022-05810
Publicatiedatum 06-12-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 14 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 28 januari 2022
Hoorzitting:13 april 2023
Overdracht advies aan UHT: 1juni2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie zo spoedig mogelijk in gang te zetten.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] ingediende bezwaarschrift van 27 januari 2022, ingekomen op 28 januari 2022, namens [belanghebbende], is gericht tegen de door UHT genomen beschikking "lichte toets € 30.000" van 14 maart 2022 (UHT CHR GU).
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende bericht dat de
Belastingdienst/Toeslagen nog geen reden ziet om tot uitkering van € 30.000 aan
belanghebbende over te gaan.
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) in werking getreden.
Gelet op artikel 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking van 14 maart 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Per telefoongesprek van 21 januari 2022 heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
- Bij brief van 27 januari 2022, ingekomen op 28 januari 2022, heeft gemachtigde
bezwaar ingediend tegen deze beschikking. - Bij beschikking van 14 maart 2022 is aan belanghebbende schriftelijk bevestigd dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
- Op 9 januari 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaar van belanghebbende.
- Op 13 april 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Hiervan is een verslag gemaakt voor bij het advies.
- Op 19 april 2023 heeft de Commissie een aanvullende schriftelijke reactie ontvangen van UHT welke is doorgestuurd aan gemachtigde met het verzoek om daarop te reageren. De gemachtigde heeft hierop niet gereageerd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Tegen het besluit van 14 maart 2022 heeft gemachtigde namens belanghebbende bezwaar ingediend bij brief van 27 januari 2022, ingekomen op 28 januari 2022. Het
bezwaarschrift is voortijdig ingediend.
De Commissie overweegt ten aanzien van dit punt, dat het bezwaarschrift wel ontvankelijk is, nu het bezwaar ziet op de telefonische mededeling van 21 januari 2022
dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor de€ 30.000. Op grond van artikel
6.10 lid 1 Awb kon belanghebbende er redelijkerwijs van uit gaan dat in haar zaak een
besluit was genomen.
De Commissie adviseert het bezwaar, in lijn met het standpunt van UHT, ontvankelijk te verklaren.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag (hierna "KOT") heeft het
kabinet eind 2020 aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2. 7 Wht).
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
In haar schriftelijke reactie heeft UHT aangevoerd waarom zij geen reden zag om tot
uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Volgens UHT hebben de
bijstellingen voor de jaren 2005 tot en met 2013, voor zover tot nu toe uit de stukken
blijkt, plaatsgevonden conform de door de kinderopvanginstelling of belanghebbende
verstrekte informatie. Aan de hand van deze informatie is geconcludeerd dat geen sprake is van institutioneel vooringenomen handelen door de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) en komt belanghebbende niet in aanmerking voor uitbetaling van het forfaitaire bedrag van € 30.000.
Uit het bezwaarschrift van belanghebbende, en uit een ter zitting overgelegd aanvullend stuk daarop, blijkt dat belanghebbende op 10 december 2021 een kwijtscheldingsbrief heeft ontvangen van de afdeling Inning van het Landelijke Incasso Centrum (hierna LIC). Niet gebleken is dat deze brief correspondeert met een beslissing van UHT tot het aanmerken van belanghebbende als gedupeerde. Hoewel de Commissie begrijpt dat deze kwijtscheldingsbrief tot verwarring heeft geleid, is zij van oordeel dat het enkele feit van ontvangst van de LIC-brief onvoldoende is om belanghebbende thans wel als gedupeerde van de toeslagenaffaire aan te merken. De uitkomst van de lichte toets over de jaren 2005 tot en met 2013 door UHT is in eerste instantie bepalend voor het al dan niet gedupeerd zijn van belanghebbende. Nu belanghebbende vooralsnog niet als gedupeerd kan worden aangemerkt door UHT, meent de Commissie dat belanghebbende in het kader van de onderhavige bezwaarprocedure geen verdere rechten kan ontlenen aan de kwijtscheldingsbrief van het LIC. Wel betreurt de Commissie deze voor belanghebbende pijnlijke gang van zaken.
Gelet op het vorenstaande, meent de Commissie dat in deze bezwaarprocedure
onvoldoende aanknopingspunten zijn om tot een andersluidend oordeel te komen dan UHT. Het bezwaar slaagt daarom niet.
Het vorenstaande betekent dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren. Met deze beoordeling neemt de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.
De Commissie adviseert UHT tot slot om de integrale beoordeling zo spoedig mogelijk te laten plaatshebben.
Advies
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaar ongegrond te verklaren;
- het verzoek om een proceskostenvergoeding af te wijzen;
- om de integrale beoordeling zo spoedig mogelijk te laten plaatshebben.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter