BAC 2022-05369
Publicatiedatum 09-11-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primaire besluiten: 4 maart 2022 met kenmerk UHT CHR MGU en 12 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 28 maart 2022
Hoorzitting: n.v.t.
Overdracht advies aan UHT: 10 maart 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar kennelijk ongegrond te verklaren. De Commissie geeft UHT in overweging om richting belanghebbende te benadrukken dat het bezwaarschrift als verzoek om aanvullende compensatie aan de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) is aangemerkt en als zodanig doorgezonden.
Onderwerp van advies
De door van (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschriften is gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen lichte toets van 4 maart 2022 (UHT CHR MGU) en definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 12 juli 2022 (UHT-DC I).
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor de jaren 2007 en 2012 een compensatie toegekend. Voor de jaren 2006 en 2008 tot en met 2011 is het verzoek om compensatie afgewezen.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 inhoudende regels ten behoeve
van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Whot) in
werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de
hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), verplaatst naar afdeling 2.1 van deze wet. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e
van de Whot werkt afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari
2021.
Artikel 8.6 Whot bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Whot.
De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van 3 maart 2023.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2006 tot en met 2010.
- Bij beschikking van 17 april 2021 is belanghebbende bericht dat UHT op dat moment nog geen reden ziet om haar € 30.000 te betalen.
- Bij brief van 6 juli 2021 heeft gemachtigde verzocht om een heroverweging van de lichte toets.
- Bij beschikking van 4 maart 2022 (UHT CHR MGU) is belanghebbende bericht dat UHT op dat moment nog geen reden ziet om haar € 30.000 te betalen.
- Bij brief van 24 maart 2022, ingekomen op 28 maart 2022, heeft gemachtigde tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
- Bij beschikking van 12 juli 2022 (UHT-DC I) heeft UHT belanghebbende een compensatie toegekend van € 30.000 voor de jaren 2007 en 2009.
- De Commissie heeft op 16 augustus 2022 de door UHT aangeleverde onderliggende stukken toegestuurd aan gemachtigde.
- Bij brief van 8 september 2022 heeft gemachtigde het bezwaarschrift aangevuld en daarin verzocht om beoordeling van het bezwaarschrift zonder hoorzitting.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Het bezwaarschrift is tijdig ingediend en voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie verstaat het betoog van gemachtigde aldus dat er op basis van de lichte
toets bij de beschikkingen van 17 april 2021 en 4 maart 2022 compensatie toegekend
had moeten worden.
Tegen het besluit van 4 maart 2022 (UHT CHR MGU) heeft gemachtigde, namens
belanghebbende, bezwaar ingediend bij brief van 28 maart 2022. De Commissie
overweegt dat de gronden van het bezwaar mede zien op het toen, ten tijde van het
indienen van het bezwaarschrift, (nog) niet in aanmerking komen voor het
compensatiebedrag van € 30.000. Met het gewijzigde besluit van 12 juli 2022 (UHT-DC I) is alsnog een compensatie van € 30.000 toegekend en is aan het bezwaarschrift van belanghebbende tegemoetgekomen.
Gemachtigde stelt dat belanghebbende onnodig stress heeft ervaren in de periode
tussen de eerste afwijzing op basis van de lichte toets van 17 april 2021 en de
toewijzing op basis van de integrale beoordeling van 12 juli 2022. De Commissie
overweegt als volgt.
In het geval van compensatie op grond van de Whot wordt aan gedupeerde ouders niet steeds het werkelijke nadeel vergoed dat zij hebben ondervonden. Wanneer
aannemelijk is dat de werkelijke schade als gevolg van het handelen door de
Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) hoger is dan de deels forfaitaire compensatie
uit hoofde van artikel 2.3 Whot, dan kan de ouder op grond van artikel 2.1 lid 3 Whot in aanmerking komen voor een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. De ouder dient daartoe een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade in te dienen, dat door UHT voor advies wordt voorgelegd aan CWS. Dit CWS-advies is vervolgens leidend bij het nemen van het besluit met betrekking tot de aanvullende compensatie.
Bovenstaand onderscheid is van belang omdat het bezwaarschrift van belanghebbende is gericht tegen een compensatiebeschikking die ziet op de toekenning van de (deels) forfaitaire compensatie op grond van artikel 2.3 Whot. De door gemachtigde opgevoerde gronden van bezwaar hebben echter uitsluitend betrekking op door belanghebbende werkelijk geleden schade, die gezien het voorgaande bij aanvullende compensatie voor werkelijk geleden schade aan de orde kan komen.
Naar alle waarschijnlijkheid heeft belanghebbende met de indiening van dit bezwaarschrift willen betogen voor meer compensatie in aanmerking te komen, terwijl
daarmee tevens formeel bezwaar is gemaakt tegen de reeds toegekende compensatie.
De Commissie kan dan ook niet anders concluderen dan dat er feitelijk sprake is van
een verzoek om aanvullende schadevergoeding, en zal UHT adviseren het bezwaarschrift aan CWS door te zenden.
Daar de gronden van bezwaar geen reden geven om te oordelen dat de Whot niet goed is uitgevoerd, acht de Commissie het bezwaarschrift van belanghebbende kennelijk ongegrond. Met toepassing van artikel 7: 3 Algemene wet bestuursrecht heeft de Commissie van het horen van belanghebbende afgezien.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om het bezwaarschrift kennelijk ongegrond te verklaren en het verzoek om aanvullende compensatie in behandeling te
nemen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter