Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05480

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 18 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 17 maart 2022

Hoorzitting: 11 mei 2023

Overdracht advies aan UHT: 23 mei 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren. Verder adviseert de Commissie UHT om de integrale beoordeling van de compensatie voor belanghebbende voortvarend in gang te zetten.

Onderwerp van advies

Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift van 15 maart 2022, ontvangen op 17 maart 2022, is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen
beschikking lichte toets van 18 februari 2022, met kenmerk UHT CHR GU.

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021, (Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022,
433). Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e Wht werkt afdeling 2.1., voor zover
hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 18 februari 2022 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op een niet bekende datum bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij brief van 18 februari 2022 heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld dat zij op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om hem € 30.000 te betalen en dat de herbeoordeling nog niet klaar is.
  • Bij brief van 15 maart 2022, ingekomen op 17 maart 2022, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen deze beschikking.
  • Op 28 december 2022 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van belanghebbende.
  • Bij e-mail van 1 mei 2023 heeft de belanghebbende nadere stukken ingediend.
  • Op 11 mei 2023 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • Tijdens de hoorzitting heeft belanghebbende gebruik gemaakt van een pleitnota. De Commissie heeft na de hoorzitting een kopie van deze pleitnota ontvangen.
  • Na de hoorzitting heeft belanghebbende bij e-mail van 12 mei 2023 aanvullende
    stukken behorende bij de pleitnota gestuurd. Deze stukken zijn toegevoegd aan
    het dossier. Deze stukken zijn door belanghebbende tijdens de zitting toegelicht.
    UHT heeft geantwoord dat de betreffende stukken binnen het beperkte kader van
    de lichte toets, niet tot een andere beslissing in bezwaar zullen leiden. Het is niet uitgesloten dat deze stukken tijdens de integrale beoordeling nog tot een andersluidende conclusie kunnen leiden.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geding is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

Zoals uiteen is gezet in artikel 2.7 Wht voorziet die wet in een eenmalige forfaitaire
uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht, als zij daarvoor in aanmerking komen.

De Commissie heeft kennis genomen van het feit dat belanghebbende en zijn partner nauwgezet alle wijzigingen in onder andere het toetsingsinkomen, uurtarief en het aantal uren per maand tijdig hebben doorgegeven en hun administratie hebben bijgehouden. De Commissie betreurt ten zeerste dat de partner van belanghebbende bezorgd was over haar positie bij de Belastingdienst/Toeslagen en zij zich klem gezet voelde. Desalniettemin meent de Commissie dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van de lichte toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, de bijstellingen voor de jaren 2006 tot en met 2013 hebben, voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt, plaatsgevonden conform de door belanghebbende opgestuurde informatie en door de kinderopvangorganisatie ingevoerde gegevens in het systeem. De door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaargronden maken dit naar het oordeel van de Commissie niet anders.

Voor zover een grondiger bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bestreden besluit in stand te laten. Hiermee neemt de Commissie geen voorschot op de integrale
beoordeling die nog moet plaatsvinden.

De Commissie adviseert UHT tot slot om het ertoe te leiden dat de integrale beoordeling zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en de integrale beoordeling van het dossier van belanghebbende voortvarend in gang te zetten.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter