BAC 2022-05216
Publicatiedatum 06-11-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 22 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 24 maart 2022
Hoorzitting: 23 juni 2023
Overdracht advies aan UHT: 24 juli 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie in gang te zetten.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking op de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een zogenoemde Catshuisuitkering van 22 februari 2022.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021, (Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Artikel 8.6 Wht bepaalt dat beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling. Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 20 december 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wh
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich bij UHT gemeld in het kader van een herbeoordeling van
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). - Bij beschikking van 22 april 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog)
geen recht heeft op een betaling van € 30.000. - Bij brief, ontvangen op 24 maart 2022, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen deze beschikking.
- Op 1 februari 2023 heeft UHT schriftelijk op het bezwaarschrift gereageerd.
- Op 23 juni 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van
partijen. Een verslag hiervan is bij het advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
voldoet aan de overige daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In artikel 2. 7 Wht voorziet de wet in een eenmalige forfaitaire uitkering van € 30.000 aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben
ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht en die daarvoor in aanmerking komen.
Voor de beoordeling van de vraag of de ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
De bijstellingen voor de jaren 2012 en 2013 hebben, voor zover tot nu toe uit de stukken volgt, plaatsgevonden conform de door of namens belanghebbende doorgevoerde wijzigingen en als gevolg van een verhoogd toetsingsinkomen. Belanghebbende heeft aangevoerd dat Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) haar echtgenoot niet als toeslagpartner mocht aanmerken, omdat zij uit elkaar waren. Bij gebrek aan andersluidende informatie mocht de B/T voor juist houden dat belanghebbende en haar echtgenoot op basis van het GBA op hetzelfde adres woonachtig waren en dus als toeslagpartner konden worden aangemerkt. De wijzigingen in toegekende KOT zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar. De door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaargronden maken dit naar het oordeel van de Commissie niet anders. De Commissie is van oordeel dat UHT na het uitvoeren van de lichte toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan.
Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in de onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.
Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaarschrift
ongegrond te verklaren. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen
voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden, los van het bezwaarschrift dat is ingediend tegen het besluit volgend op de lichte toets.
De Commissie adviseert UHT tot slot om de integrale beoordeling zo spoedig mogelijk in gang te zetten.
Conclusie
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT:
- om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren;
- om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitvoering van de lichte toets en niet al mede een integrale beoordeling bevat;
- om te bevorderen dat de integrale beoordeling zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden en daarbij met name aandacht te besteden aan hetgeen belanghebbende heeft opgemerkt met betrekking tot het aanmerken van de echtgenoot als toeslagpartner en de woonsituatie van belanghebbende.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter