Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-11839 BAC 2022-11901

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 21 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 8 maart 2022

Hoorzitting: 31 mei 2023

Overdracht advies aan UHT: 18 augustus 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert aan UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van het verzoek om herbeoordeling in gang te zetten.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 21 februari 2022 (UHT CHR GU) om belanghebbende op grond van de eerste toets vooralsnog geen € 30.000 toe te kennen.

De beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de
hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304),
komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt
afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 21 februari 2022 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij beschikking van 21 februari 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • Bij brief, ontvangen op 8 maart 2022, heeft belanghebbende tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
  • Bij schriftelijke reactie van 21 december 2022 heeft UHT gereageerd op het bezwaar van belanghebbende.
  • Op 31 mei 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is bij dit advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000
aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, als het
verzoek wordt toegekend (artikel 2. 7 Wht).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde eerste toets. Na deze eerste toets volgt een 'integrale beoordeling' op grond van de Wht.

In haar bezwaarschrift heeft belanghebbende aangegeven dat zij in aanmerking komt voor betaling van € 30.000. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij in 2019 geprobeerd heeft om ten behoeve van haar toekomstige werk onbetaalde cursussen te volgen, af te ronden en hiervoor examen te doen. Ook heeft belanghebbende tevergeefs gesolliciteerd. Belanghebbende heeft haar kind in die tijd op laten vangen door een kinderopvanginstelling. Omdat zij geen KOT ontving heeft zij nu schulden bij de kinderopvanginstelling.

In de schriftelijke reactie en tijdens de hoorzitting, heeft UHT duidelijkheid verschaft over de reden waarom niet tot toekenning van de uitkering van het forfaitaire bedrag van € 30.000 over is gegaan. UHT geeft aan dat belanghebbende over 2019 geen KOT heeft ontvangen. Hierdoor kan nu niet beoordeeld worden of belanghebbende voor
compensatie in aanmerking komt.

De Commissie is op basis van de aan haar bekende gegevens van mening dat UHT op
juiste gronden tot de beslissing is gekomen om vooralsnog géén € 30.000 toe te
kennen aan belanghebbende. Dat legt de Commissie hierna uit.

Grondslag eerste toets

Hoewel deze toets zorgvuldig plaatsvindt, worden nog niet alle op de zaak betrekking
hebbende feiten en omstandigheden getoetst door UHT. Het beoordelen van alle feiten en omstandigheden zou een snelle toekenning van het forfaitaire bedrag aan ouders van wie zonder meer duidelijk is dat zij gedupeerd zijn, belemmeren. Er is bij een eerste of lichte toets dus sprake van een beperkte toetsing door UHT. Een tweede, uitgebreide toetsing vindt tijdens de integrale beoordeling plaats. Deze moet nog plaatsvinden, zo heeft UHT ook vermeld in haar schriftelijke reactie.

Berekeningsjaar 2019

In 2019 heeft belanghebbende geen KOT ontvangen. In dit berekeningsjaar is op basis
van de nu bekende gegevens geen sprake geweest van het verminderen of niet
toekennen van een KOT of het beëindigen van voorschotverlening voor een KOT die een direct gevolg is van institutionele vooringenomenheid of hardheid (artikel 2.1 lid 1 en artikel 2.2 onder a. van de Wht).

Conclusie

De Commissie concludeert dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken in het
kader van de eerste toets een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd en
adviseert UHT om:

  • het bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten;
  • in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitvoering van de eerste toets en niet al mede een integrale beoordeling bevat.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter