Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-11944

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primaire besluiten: 18 juli 2022 met kenmerken UHT-DH5 A, UHT-DC I en UHT-DC I A

Ontvangst bezwaarschrift: 27 juli 2022

Hoorzitting: 31 augustus 2023

Overdracht advies aan UHT: 21 september 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren, de bestreden besluiten in stand te laten en geen proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] op 27 juli 2022 ingediende bezwaarschrift is gericht tegen een drietal op 18 juli 2022 door UHT genomen beschikkingen.

In de bestreden beschikking (met kenmerk UHT-DC 1) wordt aan belanghebbende een
definitief compensatiebedrag van € 35.685 toegekend voor 2006, de maanden januari
t/m september 2007 en de maanden januari t/m juli 2009. Belastingdienst/Toeslagen
(hierna: B/T) heeft over die periode namelijk fouten gemaakt bij de beoordeling van de
situatie van belanghebbende.

In de andere twee bestreden beschikkingen van dezelfde datum (met kenmerk UHT-DC-1 A en UHT-DHS A) beslist UHT dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor de maanden oktober t/m december 2007 en de maanden augustus t/m december 2009. Volgens de ene beschikking omdat er geen fouten zijn gemaakt in deze periode, volgens de andere omdat de hardheidsregeling niet van toepassing is.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het
bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Op 15 februari 2021 heeft belanghebbende telefonisch verzocht om herbeoordeling
    van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2006, 2007 en 2009.
  • Bij beschikking van 26 mei 2021 (met kenmerk UHT-B DMB2) heeft UHT naar aanleiding van de eerste toets een forfaitair bedrag van € 30.000 toegekend.
  • Op 25 mei 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) advies uitgebracht.
  • Bij beschikking van 18 juli 2022 (met kenmerk UHT-DC I) heeft UHT het definitieve compensatiebedrag vastgesteld op € 35.685 voor 2006, de maanden januari t/m september 2007 en de maanden januari t/m juli 2009.
  • Bij beschikking van 18 juli 2022 heeft UHT (met kenmerk UHT-DC-I A) beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor de maanden oktober t/m
    december 2007 en de maanden augustus t/m december 2009 omdat over deze
    periodes geen fouten zijn gemaakt.
  • Bij beschikking van 18 juli 2022 heeft UHT (met kenmerk UHT-DH5) beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor de maanden oktober t/m
    december 2007 en de maanden augustus t/m december 2009 op grond van de hardheidsregeling.
  • Op 27 juli 2022 heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend tegen de drie beschikkingen van 18 juli 2022. Het bezwaarschrift is op 27 juli 2022 ontvangen.
  • Op 23 januari 2023 heeft gemachtigde beroep ingesteld bij de rechtbank Oost Brabant wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. De rechtbank heeft nog geen
    uitspraak gedaan.
  • Op 6 maart 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de gronden van bezwaar.
  • Op 24 juli 2023 heeft gemachtigde aanvullende gronden van bezwaar ingediend.
  • Op 29 juli 2023 heeft UHT het RKT- en SAS-overzicht over 2005 toegestuurd.
  • Op 31 augustus 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
  • Op 19 september 2023 heeft UHT het volledig ingevulde beoordelingskader toegezonden.
  • Op 20 september 2023 heeft gemachtigde per e-mail aangegeven geen nadere opmerkingen te hebben ten aanzien van dit beoordelingskader.

Ontvankelijkheid

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of UHT het toegekende definitieve compensatiebedrag van € 35.685 voor de toeslagjaren 2006, 2007 en 2009 op de juiste wijze heeft berekend en de compensatie voor de maanden oktober t/m december 2007 en de maanden augustus t/m december 2009 in het licht van de door belanghebbende aangevoerde bezwaargronden terecht heeft afgewezen.

Compensatieberekening

De Commissie overweegt dat de bedragen in de compensatieberekening zijn vastgesteld aan de hand van de gegevens die UHT tot haar beschikking had. De bedragen zijn afkomstig van onder meer de voorschotbeschikkingen en definitieve beschikkingen. De Commissie is van oordeel dat met het indienen van het schriftelijke verweer, de LIC overzichten en de overige producties, de compensatieberekening en het bestreden besluit voldoende zijn onderbouwd en zorgvuldig tot stand is gekomen.

Afgewezen compensatieperiodes

Met betrekking tot de afwijzing van compensatie voor de maanden oktober tot en met december 2007 en augustus tot en met december 2009 overweegt de Commissie als
volgt.

Voor compensatie komt, ingevolge het bepaalde in de Wht, kortweg, in aanmerking de ouder waarvan aannemelijk is dat de vaststelling van zijn of haar aanspraak op KOT in
enig jaar onderdeel is geweest van hardheid of van een institutioneel vooringenomen
handelswijze van de B/T.

Uit de schriftelijke stukken, zoals de jaaropgaven van de kinderopvangorganisatie die belanghebbende zelf heeft aangeleverd en een verslag van het telefoongesprek dat
belanghebbende met de persoonlijk zaakbehandelaar heeft gevoerd, blijkt dat in de
genoemde periodes in 2007 en 2009 geen gebruik is gemaakt van kinderopvang door
belanghebbende. Om die reden bestond voor die periodes geen recht op kinderopvangtoeslag en dus ook geen recht op compensatie hiervoor. Er zijn geen
aanwijzingen dat dit standpunt van UHT onjuist is. Ook zijn er geen aanwijzingen dat
voor deze periode sprake is geweest van bijzondere omstandigheden, zodat ook voor de toepassing van de hardheidscompensatie geen reden is. Naar het oordeel van de
Commissie is er dan ook geen reden het advies van de CvW en het standpunt van UHT
onjuist te achten. Het bezwaar is op dit punt ongegrond.

Herbeoordeling 2005

Gemachtigde stelt dat ten onrechte niet is onderzocht of belanghebbende ook voor het jaar 2005 gedupeerd is. In het bezwaardossier zit een brief van belanghebbende waarin zij aangeeft dat zij ook over 2005 KOT moest terugbetalen.

De Commissie constateert dat volgens het initiële telefonische verzoek om
herbeoordeling verzocht is om herbeoordeling van toeslagjaar 2007. Uit het Informatie-en beoordelingsformulier blijkt dat het verzoek in overleg met belanghebbende is uitgebreid met 2006 en 2009. De Commissie stelt op grond hiervan vast dat het toeslagjaar 2005 niet is opgenomen in het verzoek om herbeoordeling van
belanghebbende. UHT heeft over dit jaar dan ook nog geen besluit genomen. Het
ontbreken van een besluit maakt dat het toeslagjaar geen onderdeel kan uitmaken van
de onderhavige procedure en de Commissie hierover dus (nog) geen advies kan uitbrengen. Wel heeft de behandelend ambtenaar van UHT tijdens de hoorzitting
aangegeven dat herbeoordeling van de KOT over 2005, op zijn verzoek reeds in
behandeling is genomen. Hij zal er tevens op aandringen dat het verzoek met enige
spoed wordt behandeld.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

  • het bezwaar ongegrond te verklaren en de bestreden besluiten in stand te laten; en
  • het verzoek om proceskostenvergoeding af te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter