Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-04949

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 20 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 9 februari 2022

Hoorzitting: 27 juli 2023

Overdracht advies aan UHT: 9 augustus 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren. Verder adviseert de Commissie UHT om de integrale beoordeling van het dossier van belanghebbende met de grootst mogelijke spoed in gang te zetten.

Onderwerp van advies

Het door mevrouw (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift van 30 januari 2022, ontvangen op 9 februari 2022, is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking lichte toets van 20 december 2021, met kenmerk UHT CHR GU.

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022,
433).

Gelet op 8.6 en artikel 9.2 Wht moet de bestreden beschikking van 20 december 2021
geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op 23 februari 2021 een niet bekende datum bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij brief van 20 december 2021 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om haar € 30.000 te betalen en dat de herbeoordeling nog niet klaar is.
  • Belanghebbende heeft bij brief van 30 januari 2022, ingekomen op 9 februari 2022, bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Op 4 maart 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging hiervan gestuurd.
  • Op 14 maart 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van belanghebbende.
  • Op 27 juli 2023 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • Tijdens de hoorzitting heeft belanghebbende gebruik gemaakt van een pleitnota.
    De Commissie en UHT hebben tijdens de hoorzitting een kopie van deze pleitnota
    ontvangen.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

Zoals uiteen is gezet in artikel 2.7 Wht voorziet die wet in een eenmalige forfaitaire
uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht, als zij daarvoor in aanmerking komen.

De Commissie heeft kennis genomen van het feit dat belanghebbende nauwgezet alle
wijzigingen in onder andere het toetsingsinkomen, uurtarief en het aantal uren per
maand tijdig heeft doorgegeven aan de Belastingdienst/Toeslagen. De Commissie
betreurt ten zeerste de situatie waarin belanghebbende en haar partner, die beiden
werkzaam zijn bij de Belastingdienst, zich genoodzaakt voelden zich aan te melden als
gedupeerden van de toeslagenaffaire. Het is begrijpelijk dat zij zich ongemakkelijk
hebben gevoeld door de situatie, waarbij de problemen met KOT juist vanuit hun eigen
werkgever zijn ontstaan. De Commissie is bezorgd over het feit dat belanghebbende het gevoel heeft dat er mogelijk sprake is van etnisch profileren door haar eigen werkgever.

De Commissie hecht eraan te benadrukken dat elke vorm van discriminatie onacceptabel is.

Desalniettemin meent de Commissie dat uit de schriftelijke reactie van UHT volgt dat
UHT na het uitvoeren van de lichte toets heeft mogen oordelen dat zij nog geen reden
zag om tot uitkering van€ 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Uit de stukken
blijkt dat de bijstellingen voor het jaar 2016 hebben plaatsgevonden conform de door
belanghebbende opgestuurde informatie en ingevoerde gegevens in het systeem. De
wijzigingen in toegekende KOT zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar. De door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaargronden maken dit naar het oordeel van de Commissie vooralsnog niet anders.

Om in aanmerking te komen voor compensatie in het kader van de toeslagenaffaire,
moet er meer aan de hand zijn: er moet sprake zijn van institutioneel vooringenomen
handelen of bijzondere hardheid bij de toepassing van de regels. In het kader van deze
bezwaarprocedure zijn voorshands geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die duiden op een dergelijk institutioneel vooringenomen handelen of bijzondere hardheid. De Commissie heeft bij het vormen van haar oordeel in ogenschouw genomen dat de terugbetalingsverplichting voor belanghebbende problematisch is. Op dit punt heeft zij begrip voor de onvrede van belanghebbende. Dit betekent echter niet dat belanghebbende institutioneel vooringenomen is behandeld of dat bij de toepassing van de hier relevante regels sprake is geweest van bijzondere hardheid.

De Commissie is het met belanghebbende eens dat de afwijzende beschikking van 20
december 2021 geen deugdelijke motivering bevat en niet duidelijk maakt waarom in het geval van belanghebbende tot afwijzing is gekomen. UHT heeft in haar beschikking
situaties opgesomd die in het algemeen een reden voor afwijzing kunnen zijn. UHT heeft echter met de schriftelijke reactie van 14 maart 2023 alsnog goed gemotiveerd waarom zij op basis van de lichte toets aan belanghebbende vooralsnog geen € 30.000 toekent. De Commissie adviseert UHT om het bezwaar op dit onderdeel ongegrond te verklaren.

Voor zover een grondiger bestudering van het dossier van belanghebbende tot de
conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt,
hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bestreden besluit in stand te laten. Hiermee neemt de Commissie geen voorschot op de integrale
beoordeling die nog moet plaatsvinden.

De Commissie adviseert UHT tot slot om het ertoe te leiden dat de integrale beoordeling zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en de integrale beoordeling van het dossier van belanghebbende met de grootst mogelijke spoed in gang te zetten.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter