BAC 2021-2432
Publicatiedatum 01-11-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 28 juni 2021 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 17 augustus 2021
Overdracht advies aan UHT: 15 februari 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. De Commissie geeft UHT in overweging om richting belanghebbende te benadrukken dat het bezwaarschrift als verzoek om aanvullende compensatie aan de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) is aangemerkt en als zodanig doorgezonden.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 28 juni 2021 (UHT-DC-I A). Belanghebbende is bijgestaan door (hierna: gemachtigde).
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor de toeslagjaren 2008 en 2010 geen compensatie toegekend.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Whot) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Whot werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Whot bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 28 juni 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Whot.
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich op 14 november 2019 en 27 december 2019 gemeld als gedupeerde van vooringenomen handelen door de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T). Het betreft de toeslagjaren 2007 tot en met 2010.
- Op 24 februari 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) de ontvangst van deze melding aan belanghebbende bevestigd.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 1 juni 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat gedurende de jaren 2008 en 2010 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid.
- Bij beschikking van 28 juni 2021 is belanghebbende bericht dat hij geen recht heeft op compensatie kot voor de jaren 2008 en 2010.
- Belanghebbende heeft bij brief van 11 augustus 2021, ingekomen op 17 augustus
2021, tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. - Op 1 september 2022 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
- Op 2 februari 2023 heeft gemachtigde per e-mail aangegeven dat het bezwaar op de stukken kan worden afgedaan en dat wordt afgezien van de hoorzitting.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat het ook overigens
voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming of te wijzen.
Voor een compensatie komt in aanmerking de ouder waarvan aannemelijk is dat de
vaststelling van zijn of haar aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van
hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelswijze van de B/T.
Belanghebbende heeft de kot voor 2010 op 2 februari 2010 zelf stopgezet per 1 januari 2010. Van institutioneel vooringenomen handelen is geen sprake. Belanghebbende komt daarmee niet in aanmerking voor compensatie.
Naar alle waarschijnlijkheid heeft belanghebbende met de indiening van dit bezwaarschrift willen betogen voor meer compensatie in aanmerking te komen, terwijl
daarmee tevens formeel bezwaar is gemaakt tegen de afwijzing compensatie voor
toeslagjaar 2010. De Commissie kan dan ook niet anders concluderen dan dat er feitelijk sprake is van een verzoek om aanvullende schadevergoeding, en zal UHT adviseren het bezwaarschrift aan CWS door te zenden.
Daar de gronden van bezwaar geen reden geven om te oordelen dat de Whot niet goed is uitgevoerd, acht de Commissie het bezwaarschrift van belanghebbende ongegrond.
Conclusie
De Commissie adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren, en het
bezwaarschrift door te zenden aan CWS, zodat het als verzoek om aanvullende schade in behandeling kan worden genomen
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter