BAC 2021-1977
Publicatiedatum 01-11-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 10 juni 2021 met kenmerk UHT-DC I A
Ontvangst bezwaarschrift: 13 juli 2021
Hoorzitting: 10 november 2022
Overdracht advies aan UHT: 6 maart 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar in de onderhavige zaak ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking van 10 juni 2021, met kenmerk UHT-DC I A.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (0/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 10 juni 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Op 10 februari 2020 heeft belanghebbende een verzoek gedaan voor een
herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 tot en met 2011. - Op 20 februari 2020 heeft belanghebbende haar persoonlijk dossier opgevraagd.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft geoordeeld dat gedurende betrokken jaren geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid. Dit oordeel is op 9 maart 2021 aan UHT toegezonden en op 25 mei 2021 verbeterd.
- Bij beschikking van 10 juni 2021 is aan belanghebbende medegedeeld dat zij niet
in aanmerking komt voor compensatie. - Op 8 juli 2021 (ontvangen op 13 juli 2021) heeft gemachtigde namens belanghebbende (pro forma) bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 10 juni
2021 en op 10 februari 2023 het bezwaar aangevuld met gronden. - Op 22 februari 2022 heeft gemachtigde de gronden van bezwaar aangevuld.
- Op 8 juli 2022 heeft UHT een schriftelijke reactie opgesteld.
- Op 10 november 2022 heeft de Commissie het bezwaar van belanghebbende
behandeld op een hoorzitting in aanwezigheid van belanghebbende, diens
gemachtigde en UHT. - Op 25 november 2022 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie opgesteld.
- De termijn voor de beslissing op bezwaar is, met instemming van de gemachtigde
van belanghebbende, verlengd tot 15 januari 2023.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Lichte toets en Catshuisregeling
Gemachtigde stelt dat het zuur is voor belanghebbende dat zij niet op een later moment is ingestroomd, omdat ze nu de lichte toets is misgelopen. Belanghebbende heeft tevens op zitting aangegeven het niet eerlijk te vinden dat er gedupeerden zijn met minder schade dan belanghebbende die zich later hebben gemeld. Zij hebben wel € 30.000 ontvangen.
De Commissie merkt hier het volgende over op. Om een zo groot mogelijke groep door
ongekend onrecht gedupeerde ouders zo snel mogelijk recht te kunnen doen, heeft het kabinet – onder andere – gekozen voor het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend en daarvoor, na een lichte toets, in aanmerking komen (de zogenoemde Catshuisregeling).
In het geval dat een belanghebbende geen lichte toets heeft gehad, heeft dit geen gevolgen voor een eventuele toekenning van compensatie op grond van de Wht. Het
minimumbedrag voor deze compensatie is € 30.000.
Indien gedupeerde ouders menen dat zij naast de huidige compensatie in aanmerking komen voor een vergoeding voor hogere en werkelijk geleden schade, staat de weg open naar de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS).
Persoonlijk dossier
Belanghebbende heeft haar persoonlijk dossier opgevraagd en dit verzoek tijdens de zitting herhaald. Gemachtigde stelt dat het huidige dossier een onvolledige voorstelling van zaken geeft en dat de invorderingsgeschiedenis en dwangbevelen en het niet verlenen van een betalingsregeling, niet uit het huidige dossier blijkt en dat hier meer uitleg/duiding nodig is.
De Commissie stelt voorop dat UHT het verschil tussen het hersteldossier en het
persoonlijk dossier van belanghebbende voldoende heeft uitgelegd, maar adviseert UHT om belanghebbende zo snel mogelijk in haar verzoek tegemoet te komen en het
volledige persoonlijke dossier te verstrekken.
Het advies van de Commissie van Wijzen
De Commissie heeft bezien of UHT zich mocht baseren op het advies van de CvW. De
Commissie stelt voorop dat de CvW een adviseur is in de zin van artikel 3:5 Awb. UHT
mag zich daarom op het advies van de CvW baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het onderzoek dat aan het advies ten grondslag ligt zorgvuldig is verricht (artikel 3:9 Awb).
De Commissie begrijpt dat belanghebbende in verwarring is geraakt over het feit dat
belanghebbende eerst een advies van de CvW heeft ontvangen waarin sprake is van O/GS en enige maanden later een hersteld advies van de CvW ontvangen, waarin geen
sprake meer is van O/GS. Dit geldt te meer nu belanghebbende van diverse
(overheids)instanties had vernomen dat zij op een fraudelijst zou staan. Daar komt bij
dat zij, zoals belanghebbende heeft aangegeven tijdens de hoorzitting, in contacten met die instanties baat had bij de schriftelijke bevestiging dat sprake was geweest van O/GS.
De Commissie is van oordeel dat aangezien het herstelde oordeel van de CvW een feitelijke onjuistheid op het punt van O/GS beoogde te adresseren, dat UHT zich op het
herstelde oordeel van de CvW mocht baseren.
Informatie uitvraag en terugvorderingen ten aanzien van Kinderopvangtoeslag 2009
In 2013 is door de Belastingdienst/Toeslagen bij belanghebbende informatie over toeslagjaar 2009 opgevraagd. Dit heeft geleid tot een herziening van de KOT 2009.
Hieruit vloeit een terugvordering voort.
UHT heeft ter zitting en in de aanvullende schriftelijke reactie betoogd dat de informatie uitvraag benodigd was, omdat voor de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 de opvanggegevens van ontbraken.
Namens belanghebbende zijn geen nadere concrete feiten of omstandigheden
aangevoerd die deze gang van zaken onjuist of ongerechtvaardigd zouden kunnen
maken.
Nu UHT in de aanvullende schriftelijke reactie heeft toegelicht waarom de informatie
uitvraag is gedaan, is volgens de Commissie voldoende gevolg gegeven aan de tijdens de hoorzitting gestelde vragen.
Nadere uitvraag uitgebleven
Uit het dossier blijkt dat een nadere uitvraag ten aanzien van toeslagjaar 2009 is uitgebleven. Ook na herhaald verzoek en rappel heeft UHT de Commissie geen nadere
toelichting gegeven over de uitgebleven nadere uitvraag over toeslagjaar 2009. Daarom adviseert de Commissie UHT om hier expliciet op in te gaan in de beslissing op bezwaar.
Betalingsregeling
Gemachtigde stelt dat belanghebbende een betalingsregeling heeft aangevraagd, maar dat deze aanvraag door de Belastingdienst is afgewezen. Belanghebbende meent geen eerlijke kans te hebben gehad om eventuele tekortkomingen in de informatievoorziening te herstellen of de gevolgen van de terugvordering op te vangen door een betalingsregeling.
Volgens de Commissie is geen sprake van het onterecht weigeren van een betalingsregeling. UHT heeft volgens de Commissie met de aanvullende schriftelijke
reactie voldoende aannemelijk gemaakt dat belanghebbende in juni 2019 wel een
betalingsregeling heeft gekregen en dat dit verzoek niet is afgewezen.
FSV-lijst
Tijdens de zitting heeft UHT verklaard dat belanghebbende niet op de FSV-lijst staat of
heeft gestaan. In de aanvullende schriftelijke reactie vult UHT ten aanzien van de
kinderen van belanghebbende aan dat bij fraude alleen is gekeken naar de aanvrager
van de kinderopvangtoeslag. Alle personen die op de FSV-lijst hebben gestaan zijn
daarvan op de hoogte gesteld.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT het bezwaar ongegrond te
verklaren en derhalve de vergoeding juridisch hulp voor de onderhavige bezwaarprocedure niet toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter