BAC 2021-02396
Publicatiedatum 27-10-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 6 oktober 2021 met kenmerk UHT DC-1 en 19 oktober 2021 met kenmerk UHT DC-1
Ontvangst bezwaarschrift: 22 november 2021
Hoorzitting: 9 februari 2023
Overdracht advies aan UHT: 17 april 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) de bezwaren ongegrond te verklaren, en belanghebbende te verwijzen naar de Commissie Werkelijke Schade.
Onderwerp van advies
De door [gemachtigde], namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen besluit van 19 oktober 2021, definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (UHT DC I), waarin aan belanghebbende nogmaals is bevestigd dat zij aanspraak heeft op een definitieve compensatie van € 46.645 over de toeslagjaren 2010, 2012 en 2013.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 4 november 2020 en 10 november 2020 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2009, 2011, 2012 en 2013.
- Bij beschikking van 6 oktober 2021 (UHT DC I) is aan belanghebbende een compensatie van € 46.645 toegekend over de toeslagjaren 2010, 2012 en 2013.
- Bij beschikking van 19 oktober 2021, definitieve beschikking compensatie
kinderopvangtoeslag (UHT DC I), is aan belanghebbende nogmaals bevestigd dat
zij aanspraak heeft op een definitieve compensatie van € 46.645 over de toeslagjaren 2010, 2012 en 2013. - Gemachtigde heeft bij brief van 17 november 2021 ingekomen op 22 november
2021, tegen het besluit van 6 oktober 2021 (UHT-DC I) een bezwaarschrift ingediend. - Op 14 juli 2022 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
- Op 9 december 2022 heeft UHT aanvullende gronden van bezwaar ingediend.
- Op 17 januari 2023 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie ingediend.
- Op 26 januari 2023 heeft gemachtigde een aanvullende bezwaargrond ingediend.
- Op 9 februari 2023 heeft ten behoeve van de behandeling van het bezwaarschrift
van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een
verslag gemaakt dat bij het advies is gevoegd. - Na de hoorzitting heeft UHT bij e-mailbericht van 10 februari 2023 nadere informatie verstrekt. Gemachtigde heeft daarop bij e-mailbericht van 16 februari
2023 gereageerd. - UHT heeft op 2 maart 2023 een aanvullende schriftelijke reactie gestuurd.
- Gemachtigde heeft daarop per e-mail van 9 maart 2023 gereageerd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat het ook overigens
voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
2009 en 2011
Gemachtigde heeft in deze bezwaarprocedure aangevoerd dat belanghebbende mogelijk aanspraak maakt op compensatie voor de jaren 2009 en 2011. UHT heeft toegezegd alsnog te zullen beoordelen of belanghebbende over 2009 en 2011 in aanmerking komt voor compensatie.
De Commissie kan daarover pas een advies uitbrengen, als UHT na herbeoordeling van
de betreffende jaren een voor bezwaar vatbaar besluit zal hebben genomen. Indien deze herbeoordeling niet leidt tot een voor belanghebbende bevredigend besluit, dan kan zij, indien zij dat wenst, tegen die beschikking bij de UHT een bezwaarschrift indienen, waarna de Commissie daarover een advies zal uitbrengen.
De Commissie heeft met instemming kennisgenomen van de bereidheid van UHT om zo spoedig mogelijk na de herbeoordeling een besluit te nemen over deze jaren.
Rentevergoeding gemiste KOT
De Commissie begrijpt uit de stellingen van belanghebbende, dat over bepaalde door
belanghebbende niet concreet genoemde vormen van toeslagen (niet zijnde KOT)
waarmee de terugvordering KOT zou zijn verrekend, een hogere aanspraak op
rentevergoeding zou bestaan, dan de rentevergoeding op grond van de Wht.
Over toeslagen wordt alleen rente berekend voor zover een belanghebbende deze moet terugbetalen.
De rentevergoeding die belanghebbende ter discussie stelt, is een compensatie over door belanghebbende gemiste KOT.
Gemachtigde heeft gesteld dat hij zelf een berekening heeft gemaakt, die tot een hoger bedrag zou leiden. Gemachtigde heeft de berekening niet in het geding gebracht. Gemachtigde heeft ook niet gesteld op basis van welke rentepercentages (en op basis van welke rechtsnormen) de berekening dan wel zou moeten zijn gemaakt.
Ingevolge artikel 2.2 sub g Wht en 2.3 lid 7 Wht wordt over het bedrag van de gemiste
KOT als gevolg van neerwaartse correctiebeschikkingen rente vergoed. De rente wordt
berekend over het bedrag aan compensatie voor correctiebesluiten met overeenkomstige toepassing van artikel 27 Awir. Het rentepercentage is gelijk aan het percentage, bedoeld in artikel 30hb, van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR).
Op grond van artikel 30hb van de AWR, zoals dit artikel luidde op 1 juli 2009 tot 1 april
2014, bedraagt het percentage van de belastingrente een bij algemene maatregel van
bestuur vast te stellen percentage, dat voor verschillende belastingen verschillend kan
worden vastgesteld.
Op grond van de Regeling bekendmaking percentages heffingsrente en invorderingsrente bij belastingen bedraagt/ bedroeg het rentepercentage:
Vanaf %
1-07-2009 2,75
1-10-2009 2,50
1-01-2010 2,50
1-07-2011 2,75
1-10-2011 3,00
1-01-2012 2,85
1-04-2012 2,30
1-07-2012 2,50
1-10-2012 2,25
1-01-2013 3,00
Pas over de periode vanaf 1 januari 2014 bestaat aanspraak op een minimum rentepercentage van 4%. In de door gemachtigde aangehaalde citaten uit de
parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 2013/14, 33 755, nr. 3 p. 3) staat
expliciet: Voor zover een renteperiode is gelegen voor 1 april 2014 wordt aangesloten bij de huidige wettelijke rente voor niet-handelstransacties.
De Commissie volgt belanghebbende dan ook niet in haar standpunt dat zij op grond van het overgangsrecht over de periode voor 1 april 2014 aanspraak zou hebben op een minimum rentepercentage van 4%. De Commissie volgt belanghebbende evenmin in haar standpunt dat het gehanteerde rentepercentage onjuist zou zijn.
De Commissie adviseert UHT dan ook de bezwaren tegen de hoogte van de
rentecomponent van het compensatiebedrag, in zoverre ongegrond te verklaren.
Periode berekening rente
UHT heeft, in de aanvullende schriftelijke reacties na de hoorzitting, de einddatum van de periode waarover de rente (artikel 2.2 sub g Wht) berekend wordt, verlengd van 30
september 2021 naar 19 oktober 2021.
UHT heeft zich in andere bezwaarprocedures, waarin het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond was, op het standpunt gesteld dat UHT de rente berekent over de periode tot aan de beslissing op bezwaar. De Commissie adviseert UHT in dit geval om ook jegens
belanghebbende de rente te berekenen over de periode tot aan de beslissing op bezwaar.
De Commissie gaat er vanuit dat UHT conform haar ter zitting gedane toezegging in de
beslissing op bezwaar aan belanghebbende een hogere vergoeding voor rente zal
toekennen. Dit onderdeel van het bezwaar is dan ook gegrond.
Bezwaar tegen de einddatum van de periode waarover immateriële schadevergoeding is toegekend
De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade conform artikel 2.2 sub den 2.3 lid 4 Wht is een vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is
berekend.
De compensatie van de immateriële schade conform artikel 2.2 sub den 2.3 lid 4 Wht
wordt niet toegekend per individuele stopzetting per toeslagjaar, maar voor de totale
periode tussen de initiële intrekking van de KOT en de afhandeling van de compensatie.
Belanghebbende is daarnaast van mening dat de periode waarover de compensatie van de immateriële schade wordt verstrekt, moet worden aangepast tot het moment van het nemen van een beslissing op bezwaar.
Zoals al eerder in dit advies is aangegeven, is inmiddels de Wht in werking getreden en
worden de bestreden beschikkingen geacht te zijn genomen op grond van deze wet. Wat betreft de periode waarover de forfaitaire vergoeding is berekend, geldt dat deze
overeenkomstig artikel 2.3 lid 4 Wht berekend dient te worden vanaf de eerste
neerwaartse correctiebeschikking tot aan de eerste beschikking tot toekenning van
compensatie.
UHT heeft zich in andere bezwaarprocedures, waarin het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond was, op het standpunt gesteld dat UHT de immateriële schade berekent over de periode tot aan de beslissing op bezwaar. De Commissie adviseert UHT in dit geval om ook jegens belanghebbende de immateriële schade te berekenen over de periode tot aan de beslissing op bezwaar. Het bezwaar is in zoverre gegrond.
Aanvullende vergoeding van 1%
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie deels gegrond is, adviseert de Commissie UHT om ook de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal aan te
passen.
Hoogte werkelijke schade
Belanghebbende heeft het gevoel dat geen rekening wordt gehouden met haar persoonlijke situatie.
Indien belanghebbende meent dat zij met het forfaitaire compensatiebedrag niet
voldoende is gecompenseerd en in aanmerking wenst te komen voor vergoeding van de werkelijk geleden schade, kan hiervoor een verzoek worden ingediend bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). Immers heeft de onderhavige bezwaarschriftprocedure alleen betrekking op de toekenning van standaardvergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijk geleden schade. Hiervoor is de procedure bij voormelde commissie bestemd.
UHT schrijft in haar schriftelijk verweer dat zij belanghebbende naar de CWS zal verwijzen.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie ten dele gegrond is, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft
belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere
zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT om:
- de bezwaren van belanghebbende (deels) gegrond te verklaren;
- bij beslissing op bezwaar aan belanghebbende een correcte compensatieberekening toe te zenden en daarbij zowel de vergoeding voor gemiste KOT als de immateriële schadevergoeding te berekenen over de periode tot aan de beslissing op bezwaar;
- de aanvullende vergoeding van 1 % van het subtotaal aan te passen;
- een vergoeding voor de proceskosten voor deze bezwaarprocedure toe te kennen van 2 punten tegen het hoogste tarief en een wegingsfactor 2;
- belanghebbende te verwijzen naar CWS.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter