Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2021-03152

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 22 september 2021 met kenmerk UHT-DC-I A

Ontvangst bezwaarschrift: 1 november 2021

Hoorzitting: n.v.t.

Overdracht advies aan UHT: 15 december 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bestreden besluit in stand te laten en het bezwaarschrift van belanghebbende kennelijk ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] en namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking afwijzing definitieve compensatie van 22 september 2021, met kenmerk UHT-DC-I A.

Bij voormelde beschikking heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat over de toeslagjaren 2005 tot en met 2007 geen fouten zijn gemaakt, zodat hij niet voor compensatie in aanmerking komt.

De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift behandeld in vergadering van 15 december 2022.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het voldoet aan de overige daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen komen ouders die bij de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van een herstelmaatregel in
aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000 als zij in enig jaar voldoen aan de in de desbetreffende regeling genoemde voorwaarden.

Zoals uiteen is gezet in artikel 2.7 van de Wet hersteloperatie toeslagen voorziet die regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld
voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of
tegemoetkoming op grond van de in artikel 2.7, vierde lid, van de Wet hersteloperatie
toeslagen opgesomde regelingen en die daarvoor in aanmerking komen.

Na deze eerste toets volgt een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen. Om over bepaalde jaren voor compensatie in aanmerking te komen, dient men in elk geval voor die jaren kinderopvangtoeslag te hebben aangevraagd.

Vaststaat dat belanghebbende zelf nooit kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd.
Belanghebbende heeft aangegeven dat zijn ex-partner de kinderopvangtoeslag heeft
aangevraagd, maar dat hij zelf ook gedupeerd is omdat de terugvorderingen door beiden werden betaald. Wat daar ook van zij, feit blijft dat belanghebbende zelf niet voldoet aan (een van) de vereisten van de Wet hersteloperatie toeslagen en hij daarom niet voor compensatie op grond van deze regeling in aanmerking kan komen.

Het kabinet heeft besloten (ex-)partners te compenseren. Er is op dit moment echter nog geen regeling in werking die daarop ziet. De Commissie kan daarom niet beoordelen of een eventuele regeling zodanig zal worden geformuleerd dat belanghebbende daaraan rechten kan ontlenen.

De bezwaren van belanghebbende (niet zijnde de aanvrager van de kinderopvangtoeslag) zijn daarom op grond van de huidige wet ongegrond. Degene die kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd, i.c. de ex-partner van belanghebbende, kan bij UHT een verzoek indienen om te laten beoordelen of sprake is van gedupeerdheid.

De Commissie heeft met toepassing van artikel 7:3 Algemene wet bestuursrecht van het horen van belanghebbende afgezien.

Conclusie

De Commissie adviseert het bezwaar tegen de bestreden beschikking kennelijk ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter