BAC 2022-04049
Publicatiedatum 13-10-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluiten: 13 oktober 2021 met kenmerk UHT-DC-I A en 28 december 2021 met kenmerk UHT-DC-I
Ontvangst bezwaarschrift: 9 februari 2022
Hoorzitting: 11 mei 2023
Overdracht advies aan UHT: 20 juni 2023
Samenvatting
De bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ontvankelijk en deels gegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van:
- 13 oktober 2021, houdende de definitieve beschikking afwijzing compensatie
kinderopvangtoeslag (met kenmerk UHT-DC-I A); - 28 december 2021, houdende de definitieve beschikking compensatie
kinderopvangtoeslag (met kenmerk UHT-DC-I).
Aan belanghebbende is bij beschikking van 13 oktober 2021– met toepassing van het
Besluit compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904, hierna: Compensatieregeling) – kenbaar gemaakt dat zij niet in aanmerking komt voor compensatie over het toeslagjaar 2012. Bij beschikking van 28 december 2021 is aan belanghebbende over de toeslagjaren 2013 tot en met 2016 een definitief compensatiebedrag toegekend van € 38.136. Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die periode namelijk fouten gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie
toeslagen (hierna: 'Wet hersteloperatie toeslagen' of 'Wht') in werking getreden. Op
grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1, voor zover hier
relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt dat beschikkingen die op basis van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van voornoemde afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven op grond van de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Het vorenstaande betekent dat de in dit geval bestreden beschikking geacht wordt te
zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wet hersteloperatie toeslagen.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 9 december 2019 verzocht om een herbeoordeling van de
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2013 tot en met 2015. Op 23 juni 2021 heeft belanghebbende haar verzoek in telefonisch contact met UHT uitgebreid
naar de periode van 2012 tot en met 2016. - Bij beschikking van 2 maart 2021 heeft UHT een forfaitair bedrag van € 30.000 aan belanghebbende toegekend.
- Op 4 juli 2021 is UHT tot de voorlopige conclusie gekomen dat over het toeslagjaar 2012 geen recht op compensatie voor belanghebbende bestaat, maar over de toeslagjaren 2013 tot en met 2016 wel. De voorlopige conclusie over het toeslagjaar
2012 is daarom voorgelegd aan de Commissie van Wijzen (hierna: CvW). - De CvW heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende tot toepassing
van de compensatieregeling over het toeslagjaar 2012 op 10 augustus 2021 aan UHT toegestuurd. Het oordeel van CvW luidt dat UHT zich terecht op het standpunt stelt dat de compensatieregeling niet voor dat toeslagjaar geldt. - Bij definitieve beschikking van 13 oktober 2021 (met kenmerk UHT-DC-I A) deelde UHT aan belanghebbende mee dat zij niet in aanmerking komt voor compensatie van de KOT over het toeslagjaar 2012.
- Per brief van 13 oktober 2021 verzond UHT een vooraankondiging van de compensatieberekening over de toeslagjaren 2013 tot en met 2016, met een
voorlopig compensatiebedrag van € 30.000. - Bij beschikking van 28 december 2021 heeft UHT belanghebbende een definitieve
compensatie toegekend over de toeslagjaren 2013 tot en met 2016 van € 38.136. - Op 9 februari 2022 heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend tegen voornoemde beschikking.
- UHT heeft op 27 december 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
- Op 11 mei 2023 heeft de Commissie het bezwaar van belanghebbende behandeld op een hoorzitting in aanwezigheid van gemachtigde van belanghebbende en UHT. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
Ontvankelijkheid
Ter zitting is vast komen te staan dat het bezwaarschrift is gericht tegen zowel de
beschikking van 13 oktober 2021 alsmede de beschikking van 28 december 2021.
De Commissie heeft geconstateerd dat het bezwaarschrift, voor zover dit ziet op de
beschikking van 13 oktober 2021, buiten de geldende termijn van zes weken door UHT is ontvangen. UHT heeft de ontvankelijkheid echter niet ter discussie gesteld en gaat in
haar schriftelijke reactie uitgebreid en met stukken onderbouwd in op de betreffende
beschikking. Deze omstandigheden, samen met het (meer algemeen) oordeel van de
Commissie dat het geen pas heeft bezwaren van gedupeerden van de
kinderopvangtoeslagaffaire te passeren op de enkele grond dat deze te laat zouden zijn ingediend, maken dat de Commissie de indiener van het bezwaar niet in verzuim acht en het bezwaarschrift in zijn geheel ontvankelijk verklaart.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De toeslagjaren 2010 en 2011
Gemachtigde heeft zich uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat de toeslagjaren 2010 en 2011 betrokken moeten worden bij de herbeoordeling. Fouten die in deze jaren door B/T zijn gemaakt, zouden tot een hoger definitief compensatiebedrag leiden.
De Commissie stelt vast dat de toeslagjaren 2010 en 2011 niet zijn opgenomen in het
initiële of later telefonisch uitgebreide verzoek om herbeoordeling van belanghebbende. UHT heeft over deze jaren dan ook nog geen besluit genomen. Het ontbreken van een besluit maakt dat de toeslagjaren geen onderdeel uitmaken van de onderhavige procedure en de Commissie dus (nog) geen advies kan uitbrengen. Dat is pas mogelijk als UHT een voor bezwaar vatbaar besluit heeft genomen en belanghebbende hiertegen, vanwege een haar niet bevredigende uitkomst, bezwaar indient. De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Het toeslagjaar 2012
Ter zitting heeft gemachtigde verklaard zich te kunnen vinden in de door UHT in de
schriftelijke reactie gegeven toelichting op het toeslagjaar 2012. Uit de overgelegde
stukken is gebleken dat de bijstellingen van de KOT over het toeslagjaar 2012 hebben
plaatsgevonden conform de door belanghebbende opgegeven wijzigingen in opvanguren en het daarvoor geldende tarief. Dergelijke wijzigingen geven geen blijk van vooringenomen handelen of hardheid als bedoeld in artikel 2.1 Wht. Voor zover het bewaar gericht is tegen de beschikking betreffende toeslagjaar 2012 (met kenmerk UHTDC-I A), acht de Commissie het bezwaar ongegrond.
De toeslagjaren 2013, 2014 en 2015
Toeslagrente
UHT merkt in haar schriftelijke reactie op dat over de toeslagjaren 2013, 2014 en 2015
ten onrechte geen rekening is gehouden met eerder door belanghebbende betaalde
toeslagrente. De Commissie volgt deze lijn van UHT op basis van de overgelegde SAS overzichten, de laatste beschikking voorafgaand aan de verlaging van de KOT en de
beschikking tot verlaging van de KOT. Hieruit blijkt namelijk dat voor toeslagjaar 2013
een bedrag aan toeslagrente ter hoogte van € 485 niet in de compensatie is meegenomen, voor toeslagjaar 2014 € 145 en voor toeslagjaar 2015 € 51. De Commissie onderschrijft dan ook het voornemen van UHT om de betreffende component van de compensatieberekening voor ieder van deze toeslagjaren te verhogen met de voor dat jaar relevante toeslagrente.
Materiele schade
Het vorenstaande betekent dat het compensatiebedrag (component c) waarover de
vergoeding van 25% voor de materiele schade wordt berekend voor de toeslagjaren
2013, 2014 en 2015 hoger wordt. De Commissie adviseert UHT daarom de vergoeding
voor materiële schade in de beslissing op bezwaar telkens dienovereenkomstig naar
boven bij te stellen.
Immateriele schade
Op grond van de Wht wordt de vergoeding voor immateriële schade toegekend voor ieder half jaar tot de dagtekening van een eerste beschikking tot toekenning van compensatie, waarbij afronding naar boven plaatsvindt. Nu het bezwaar (deels) gegrond is en het advies is om de beschikking tot toekenning van compensatie te herroepen, onderschrijft de Commissie het voornemen van UHT om conform beleid in een dergelijke situatie de dagtekening van de beslissing op bezwaar als einddatum aan te houden.
Rente over gemiste KOT
Nu het bezwaar tegen onderhavige beschikking omtrent toeslagjaren 2013 tot en met
2015 (gedeeltelijk) gegrond wordt geacht, dient ook de rentevergoeding over de gemiste KOT voor die jaren te worden berekend tot aan de datum van de beslissing op bezwaar.
Aanvullende vergoeding van 1%
De Commissie adviseert UHT om de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal
aan te passen aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar.
Het toeslagjaar 2016
Ter zitting heeft gemachtigde het vermoeden geuit dat, in navolging van de bevindingen over de toeslagjaren 2013 tot en met 2015, ook over het toeslagjaar 2016 rente in de compensatieberekening ontbreekt. Uit de door UHT overgelegde stukken, meer specifiek het SAS-overzicht en de relevante beschikkingen, is de Commissie echter gebleken dat geen toeslagrente in rekening is gebracht bij belanghebbende in het kader van enige terugvordering. De Commissie volgt de stelling van gemachtigde daarom niet.
Tussenconclusie
Het vorenstaande leidt ertoe dat de berekening van het compensatiebedrag over de
toeslagjaren 2013 tot en met 2016, zoals opgenomen in de beschikking van 28 december 2021 met kenmerk UHT-DC I, hoger dient uit te vallen vanwege bijstellingen op de toeslagjaren 2013, 2014 en 2015. De Commissie acht het ingediende bezwaar in zoverre dan ook gegrond.
Proceskosten vergoeding
Nu het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I ten dele gegrond is,
adviseert de Commissie om het verzoek tot vergoeding van de kosten van
rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit
proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding
op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en deelname hoorzitting) met een
wegingsfactor twee. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om:
- de bezwaren, voor zover deze zijn gericht tegen de beschikking van 13 oktober 2021 met kenmerk UHT-DC-I A, althans toeslagjaar 2012, ongegrond te verklaren;
- de bezwaren van belanghebbende, voor zover deze betrekking hebben op de beschikking van 28 december 2021 met kenmerk UHT-DC I, gegrond te verklaren
in die zin dat:- de compensatieberekening over de respectievelijke toeslagjaren 2013, 2014 en 2015 onder component c te verhogen met de eerder door belanghebbende voor dat jaar betaalde toeslagrente en de vergoeding van 25% voor materiële schade hierop per jaar naar boven aan te passen;
- de vergoeding voor immateriële schade en de rentevergoeding voor gemiste KOT per toeslagjaar in dit geval te berekenen tot aan de datum van de beslissing op bezwaar;
- de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag overeenkomstig aan te passen;
- een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de onderhavige bezwaarprocedure van twee procespunten met elk een wegingsfactor twee tegen de hoogste vergoeding per procespunt.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter