BAC 2021-02065
Publicatiedatum 13-10-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 24 juni 2021 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 22 juli 2021
Hoorzitting: 9 november 2022
Overdracht advies aan UHT: 21 maart 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag 'Van 24 juni 2021 (UHT-DC-I A).
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende geen compensatie toegekend.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). De bestreden beschikking van 24 juni 2021 moet daarom
worden geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1. en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 17 maart 2020 verzocht om een herbeoordeling van de
kinderopvangtoeslag over het jaar 2010. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft in haar advies van 7 juni 2021 geoordeeld dat gedurende het betrokken jaar geen sprake is geweest van
institutionele vooringenomenheid. - Bij beschikking van 24 juni 2021 is belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie kinderopvangtoeslag voor het jaar 2010.
- Belanghebbende heeft bij brief van 22 juli 2021, ingekomen op diezelfde datum, tegen dit besluit een pro-forma bezwaarschrift ingediend. Bij brief van 16 november 2021 heeft belanghebbende de gronden aangevuld.
- Op 28 maart 2022 heeft UHT daar schriftelijk op gereageerd.
- Op 27 september 2022 heeft [gemachtigde] zich als gemachtigde van belanghebbende gesteld.
- Op 9 november 2022 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van
belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag
gemaakt. - Na de hoorzitting hebben partijen tot 4 januari 2023 gekregen om aanvullende
informatie te verstrekken. UHT heeft bij e-mailbericht van 17 november 2022
bericht de tijdens de hoorzitting toegezegde nadere informatie niet te kunnen
verstrekken. Gemachtigde heeft bij e-mailbericht van 30 december 2022 verzocht
om vier weken uitstel. Dit is bij e-mailbericht van 12 januari 2023 toegekend. Na
het verstrijken van de termijn op 27 januari 2023 heeft de Commissie vastgesteld
dat zij geen informatie heeft ontvangen en heeft zij het onderzoek gesloten.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat het ook overigens
voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie voor het toeslagjaar 2010 of te wijzen.
De Commissie stelt vast dat de reden voor terugvordering van het voorschot over het
jaar 2010 is gelegen in de omstandigheid dat de kinderopvangtoeslag op 4 november
2010 is stopgezet, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010.
Ter zitting is door gemachtigde betoogd dat de kinderopvangtoeslag niet door
belanghebbende is stopgezet. UHT stelt zich op het standpunt dit wel het geval is en dat dit duidelijk blijkt uit productie 6 van het bezwaardossier. Om alle twijfel weg te nemen, heeft UHT ter zitting toegezegd een zogenoemde wijzigingenstamboom te overleggen. Hieruit blijkt nog duidelijker welke wijzigingen door belanghebbende in de loop der jaren zijn gedaan. De Commissie merkt naar aanleiding hiervan het volgende op.
Productie 6 betreft een uitdraai van een zogeheten XML-bestand van de stopzetting van de kinderopvangtoeslag met als aanmaakdatum 4 november 2010, waarin het BSN van belanghebbende staat vermeld. Daar de Belastingdienst/Toeslagen hier niet ambtshalve over zou kunnen beschikken, volgt hieruit dat het belanghebbende zelf is geweest die de toeslag heeft stopgezet. De Commissie stelt daarom vast dat ten aanzien van de terugvordering geen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen.
Voorts heeft de Commissie belanghebbende na de hoorzitting in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat haar kinderen in 2010 wel kinderopvangopvang hebben genoten, en verzocht om nadere informatie over de kinderopvanginstelling te verstrekken waar de kinderen naar toe gingen. De Commissie heeft geen enkele informatie van belanghebbende of van haar gemachtigde ontvangen en acht het niet aannemelijk geworden dat er in 2010 sprake is geweest van geregistreerde kinderopvang. Op basis hiervan trekt de Commissie de conclusie dat er sprake is van evident geen recht op kinderopvangtoeslag en daarom evenmin recht bestaat op compensatie op grond van de Wht. Nu genoten kinderopvang niet aannemelijk is gemaakt, kan de vraag of belanghebbende en haar partner in 2010 arbeid hebben verricht verder onbesproken blijven.
De omstandigheid ten slotte dat de persoonsgegevens van de partner van
belanghebbende in de Fraude Signalering Voorziening (FSV-lijst) stonden, betekent niet automatisch dat er sprake is van institutioneel vooringenomen handelen.
Advies
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren
omdat ten aanzien van het toeslagjaar 2010 niet is gebleken van een institutioneel
vooringenomen handelwijze of van onbillijkheden als gevolg van hardheid van het stelsel.
Voor de kosten van de rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure heeft belanghebbende, nu het bezwaar naar mening van de Commissie ongegrond is, geen recht op vergoeding.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter