BAC 2021-01916
Publicatiedatum 13-10-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 25 juni 2021 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 5 augustus 2021
Hoorzitting: 29 maart 2023
Overdracht advies aan UHT: 17 april 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar in de onderhavige zaak deels gegrond te verklaren, compensatie over toeslagjaar 2010 toe te kennen, daarbij een vergoeding voor immateriële schade toe te kennen, deze en de rentevergoeding over gemiste kinderopvangtoeslag te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar, en tot slot een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 25 juni 2021 met kenmerk UHT-DC-I A.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende geen compensatie toegekend.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). De bestreden beschikking van 25 juni 2021 moet daarom
geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 12 maart 2020 verzocht om een herbeoordeling en uiteindelijk is met belanghebbende vastgesteld dat het gaat om kot over de jaren
2009 tot en met 2011. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van
belanghebbende op 10 juni 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat gedurende de betrokken jaren geen sprake is geweest van institutionele
vooringenomenheid. - Bij beschikking van 25 juni 2021 is belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie kot voor de jaren 2009 tot en met 2011.
- Gemachtigde heeft bij brief van 4 augustus 2021, ingekomen op 5 augustus 2021, tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Bij brief van 27 oktober 2022 heeft
gemachtigde nadere gronden van bezwaar aangevoerd. - Op 12 december 2022 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
- Op 24 maart 2023 heeft gemachtigde laten weten of te zien van het houden van een
hoorzitting. - De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft geadviseerd in haar vergadering van 29 maart 2023.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Ontbrekende stukken
Belanghebbende voert aan dat het bezwaardossier incompleet is, vanwege ontbrekende stukken als LIC- en SAS-overzichten en aanmaningsbrieven. UHT heeft deze, voor zover relevant, bij haar schriftelijke reactie overgelegd. De Commissie kan UHT dan ook volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van het besluit.
De Commissie is van oordeel dat dat door middel van (LIC-)overzichten het bestreden
besluit voldoende is onderbouwd.
Toeslagjaar 2010
Belanghebbende stelt dat zij in toeslagjaar 2010 institutioneel vooringenomen is
behandeld, daar haar kot wegens het niet aanleveren van informatie op nihil is gesteld.
UHT heeft in haar schriftelijke reactie geconstateerd dat de brief van 3 februari 2012, die is aan te merken als nihil stelling, ten onrechte niet is meegenomen in de beoordeling. Nu uit de systemen van UHT niet blijkt dat er verdere vraagbrieven zijn verstuurd, is er over 2010 derhalve sprake van institutioneel vooringenomen handelen.
De Commissie stelt vast dat er uit het dossier niet blijkt dat er voorafgaand aan de
stopbrief van 3 februari 2012 eerdere verzoeken om informatie zijn verstuurd.
Belanghebbende heeft in bezwaar ook benadrukt geen verzoeken te hebben ontvangen, terwijl er in de stopbrief wel over herhaaldelijke verzoeken wordt gerept. Zoals UHT in haar schriftelijke reactie al overweegt, concludeert ook de Commissie dat
belanghebbende over toeslagjaar 2010 institutioneel vooringenomen is behandeld.
Het bezwaar treft dan ook doel. De voorlopige compensatieberekening over 2010 is op 9 januari 2023 door UHT aan het procesdossier gevoegd. De Commissie adviseert UHT om het compensatietraject voort te zetten, waarbij ten aanzien van de voorlopige berekening wordt opgemerkt dat de vergoeding voor immateriële schade nog ontbreekt. Daarbij adviseert de Commissie voorts om de vergoeding voor immateriële schade en de rentevergoeding over gemiste kot te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar.
Toeslagjaren 2009 en 2011
Belanghebbende heeft aangevoerd mogelijk ook over toeslagjaar 2009 en 2011
institutioneel vooringenomen te zijn behandeld omdat er over deze jaren ook kot is
terugbetaald. UHT heeft in haar schriftelijke reactie uiteengezet dat er in deze jaren
sprake is geweest van reguliere neerwaartse correcties, en dat er geen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen.
De Commissie overweegt met betrekking tot toeslagjaar 2009 dat de correcties hebben plaatsgevonden vanwege een wijziging in het aantal opvanguren op grond van de jaaropgaven van de kinderopvanginstellingen. De bijstelling is zodoende niet het gevolg van vooringenomen institutioneel handelen van de Belastingdienst/Toeslagen, waardoor belanghebbende geen recht heeft op compensatie. Voor toepassing van de
hardheidsregeling of toekenning van een 0/GS-tegemoetkoming ziet de Commissie
evenmin aanleiding.
Ten aanzien van toeslagjaar 2011 heeft belanghebbende blijkens de producties 45 en 46 van de schriftelijke reactie de kot zelf te hebben stopgezet. Uit het als productie 39
bijgevoegde wijzigingsformulier heeft belanghebbende voorts ook aangegeven dat er
over dit jaar geen gebruik is gemaakt van kinderopvang. Op basis hiervan is de kot in de herzieningsbeslissing van 10 mei 2013 gewijzigd en op nihil gesteld. De Commissie ziet dan geen aanleiding om belanghebbende over 2011 enige tegemoetkoming of
compensatie toe te kennen.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar (deels) gegrond is, adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van
rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten
bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van een procespunt (indienen van een bezwaarschrift). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen (wegingsfactor 2).
Advies
Gelet het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond te verklaren;
- de vergoeding voor immateriële schade en de rentevergoeding over gemiste
kinderopvangtoeslag te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar; - compensatie over toeslagjaar 2010 toe te kennen, een vergoeding voor
immateriële schade daarin begrepen; en - een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van een procespunt tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor twee.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter