BAC 2021-02843
Publicatiedatum 13-10-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primaire besluiten: 19 augustus 2021 met kenmerk UHT-O OGS B en 5 oktober 2021 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschriften: 1 oktober 2021 en 22 november 2022
Hoorzitting: 29 juni 2023
Overdracht advies aan UHT: 8 september 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren ongegrond te verklaren en belanghebbende te informeren over de mogelijkheid tot indienen van een verzoek om aanvullende compensatie bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS).
Onderwerp van advies
De door (hierna: gemachtigde) namens WHOM/ (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van 19 augustus 2021 (de definitieve beschikking tegemoetkoming opzet/grove schuld (O/GS) (met kenmerk UHT-O OGS B)) en 5 oktober 2021 (de definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (met kenmerk UHT-DC-I A)).
Aan belanghebbende is bij beschikking van 19 augustus 2021- met toepassing van het
Besluit compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904, hierna: Compensatieregeling) - over de toeslagjaren 2012 en 2013 een Opzet/Grove Schuld (hierna: O/GS) -tegemoetkoming toegekend van € 5.073. De Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) werkte in het verleden namelijk niet mee aan een verzoek van belanghebbende om een schuld in delen te mogen betalen of aan een schuldsanering. Bij beschikking van 5 oktober 2021 is belanghebbende kenbaar gemaakt dat zij niet in aanmerking komt voor compensatie over de toeslagjaren 2012 en 2013, anders dan de al toegekende 0/GS-tegemoetkoming.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 11 december 2019 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2012 en 2013.
- Met de brief van 16 januari 2020 heeft UHT belanghebbende de ontvangst van de aanmelding bevestigd.
- Bij beschikking van 21 april 2021 heeft UHT een forfaitair bedrag van € 30.000 aan
belanghebbende toegekend. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van
belanghebbende tot toepassing van de compensatieregeling over de toeslagjaren
2012 en 2013 op 23 juli 2021 aan UHT toegestuurd. Het oordeel van CvW luidt dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie voor deze toeslagjaren niet van toepassing zijn. Belanghebbende komt echter wel in aanmerking voor een 0/GS tegemoetkoming, omdat zij ten onrechte is beticht van opzet of grove schuld. - Bij beschikking van 19 augustus 2021 heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld
dat zij over de toeslagjaren 2012 en 2013 een tegemoetkoming ontvangt van € 5.073 wegens O/GS. Nu belanghebbende eerder al € 30.000 ontving, is geen aanvullend bedrag meer aan haar uitbetaald. - Tegen deze beschikking heeft gemachtigde op 29 september 2021 een bezwaarschrift ingediend, welke op 1 oktober 2021 door UHT is ontvangen.
- Bij beschikking van 5 oktober 2021 heeft UHT aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat bij de beoordeling van de KOT over de toeslagjaren 2012 en 2013 geen fouten zijn gemaakt, zodat belanghebbende niet in aanmerking komt voor compensatie.
- UHT heeft op 11 oktober 2022 een schriftelijk reactie ingediend op de door de gemachtigde op 29 september 2021 ingediende bezwaren tegen de beschikking van
19 augustus 2021. - Op 12 november 2021 heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend tegen de beschikking van UHT van 5 oktober 2021, welke UHT op 22 november 2021 heeft
ontvangen. - Op 29 juni 2023 heeft de Commissie het bezwaar van belanghebbende behandeld op een (digitale) hoorzitting in aanwezigheid van belanghebbende, diens gemachtigde en UHT. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
Ontvankelijkheid
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Vooringenomen handelen en hardheid
Gemachtigde betwist de conclusie in het advies van de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) en de daaropvolgende beschikking van UHT dat belanghebbende geen aanspraak maakt op compensatie wegens vooringenomen handelen of hardheid.
Uit de overgelegde stukken is de Commissie gebleken dat de aanpassingen van de KOT
over de toeslagjaren 2012 en 2013 hebben plaatsgevonden, omdat belanghebbende vanaf 17 april 2012 geen gebruik meer maakte van de kinderopvang. Zoals door
belanghebbende al op 14 januari 2015 is verklaard, ging haar jongste kind vanaf 17
april 2012 namelijk naar de basisschool. De bijstelling van de KOT vond daarmee plaats aan de hand van het reguliere toeslagenproces en geeft in zoverre geen blijk van
vooringenomen handelen of hardheid als bedoeld in artikel 2.1 Wht. Daarnaast wijst de Commissie erop dat doordat belanghebbende vanaf 17 april 2012 geen gebruik meer maakte van kinderopvang, zij per die datum niet meer voldeed aan de vereisten van artikel 1.5 Wet kinderopvang om in aanmerking te komen voor KOT. Gevolg daarvan is dat belanghebbende vanaf die datum ook niet meer voldeed aan een vereiste van de Wht om in aanmerking te komen voor compensatie. De Commissie kan zich daarom vinden in het advies van de CvW en het daaropvolgend besluit van UHT dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor compensatie vanwege vooringenomen handelen en/of hardheid.
De stelling van gemachtigde ter zitting, dat de vooringenomenheid kan volgen uit de
omstandigheid dat de uitvraag over het toeslagjaar 2012 door B/T pas in 2015 werd
gedaan, maakt deze conclusie niet anders. Terecht heeft UHT aangevoerd dat B/T de
algemene bevoegdheid toekomt om een controle uit te voeren op de vraag of en zo ja,
in welke mate, iemand aanspraak maakt op KOT. Dat deze controle enkele jaren na het
betreffende toeslagjaar werd uitgevoerd, doet op zichzelf geen afbreuk aan de
bevoegdheid die aan B/T toekomt. De Commissie acht het bezwaar op dit onderdeel
daarom ongegrond.
Hoogte van de tegemoetkoming wegens O/GS
Volgens de gemachtigde zijn persoonlijke omstandigheden die geleid hebben tot hogere materiele en immateriële schade niet betrokken bij het bedrag waarover de
tegemoetkoming is berekend. Daarnaast betoogt gemachtigde dat de werkelijke schade van belanghebbende hoger is dan de compensatie die is toegekend.
De Commissie stelt voorop dat artikel 2.6 lid 2 Wht bepaalt dat de forfaitaire O/GS tegemoetkoming 30% bedraagt van het bedrag van de terugvordering door B/T. Dit is
een standaard vergoeding die zich niet per definitie uitstrekt over de werkelijke schade
die een belanghebbende meent te hebben geleden. Uit de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC) blijkt dat belanghebbende over het toeslagjaar 2012 een bedrag van € 6.673 moest terugbetalen en over het toeslagjaar 2013 € 10.234. Toepassing van de berekening van artikel 2.6 lid 2 Wht leidt (afgerond naar boven) tot een 0/GS-tegemoetkoming van € 5.073 ((€ 10.234 + € 6.673) / 10 x 3). De door UHT gemaakte berekening komt de Commissie correct voor.
Het tweede deel van het betoog van gemachtigde heeft betrekking op de door belanghebbende en diens gezin geleden werkelijke schade. Wanneer een belanghebbende meer schade heeft geleden dan forfaitair kan worden gecompenseerd, komt deze uit hoofde van artikel 2.6 lid 3 Wht mogelijk in aanmerking voor aanvullende compensatie. De belanghebbende kan daarvoor, volgens de toelichting bij deze bepaling, een verzoek tot vergoeding van die werkelijke schade indienen bij UHT, dat door UHT voor advies wordt voorgelegd aan CWS. Het hierop volgend CWS-advies is vervolgens leidend voor UHT bij het nemen van het besluit met betrekking tot de werkelijke schade.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om de bezwaren van elanghebbende tegen de beschikkingen van 19 augustus 2021 en 5 oktober 2021
ongegrond te verklaren en belanghebbende te informeren over de mogelijkheid tot
indienen van een verzoek om aanvullende compensatie bij CWS.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter