Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-06122

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 14 februari 2022

Ontvangst bezwaarschrift: 11 april 2022

Hoorzitting: 12 april 2023

Overdracht advies aan UHT: 24 mei 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie in gang te zetten. Daarbij geeft de Commissie in overweging om met name aandacht te besteden aan hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd over de beschuldiging van fraude door de
Belastingdienst/Toeslagen aan haar adres en aan dat van kinderopvangorganisatie uitsluitsel te geven over de vraag of onderwerp is geweest van een CAF (vergelijkbaar) onderzoek.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen Beschikking eerste toets van 14 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU.

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 14 februari 2022 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2013 tot en met 2015.
  • Bij beschikking van 14 februari 2022 (met het kenmerk UHT CHR GU) is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van
    € 30.000.
  • Bij brief, ingekomen op 11 april 2022, heeft belanghebbende bezwaar ingediend tegen deze beschikking. Op 12 januari 2023 heeft UHT hier schriftelijk op
    gereageerd.
  • Op 12 april 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
    van partijen. Een verslag hiervan is bij dit advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog of te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Een van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000
aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

Zoals uiteen is gezet in artikel 2.7 Wht voorziet die wet in een eenmalige forfaitaire
uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht, en die daarvoor in aanmerking komen.

De Commissie meent dat uit het bestreden besluit en de schriftelijke reactie volgt dat
UHT na het uitvoeren van de lichte toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, de bijstellingen voor de jaren 2013, 2014 en 2015 hebben, voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt, plaatsgevonden conform de wijziging in het toetsingsinkomen en de stopzetting door belanghebbende van de KOT per 28 april 2015. De wijzingen in toegekende KOT zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar. De door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaargronden maken dit naar het oordeel van de Commissie niet anders.

Belanghebbende betoogt dat zij ten onrechte is beschuldigd van fraude. De Commissie
overweegt hierover als volgt. Aan de Commissie is niet gebleken dat belanghebbende als fraudeur stond geregistreerd. Onderzoek van UHT heeft op dat bezwaaronderdeel geen resultaat opgeleverd. Belanghebbende heeft geen brieven of andere stukken kunnen overleggen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de Belastingdienst/Toeslagen haar als fraudeur beschouwde. De Commissie sluit de mogelijkheid van een CAF-(vergelijkbaar) onderzoek niet uit op grond van hetgeen tijdens de hoorzitting naar voren is gekomen, maar heeft onvoldoende grondslag om hier op dit moment al van uit te gaan.
De Commissie geeft UHT in overweging om bij de integrale beoordeling alsnog onderzoek te verrichten naar de door belanghebbende genoemde brief waarin belanghebbende en de kinderopvangorganisatie als fraudeur worden aangemerkt. Daarnaast adviseert zij UHT te onderzoeken of belanghebbende en/of deze kinderopvangorganisatie onderdeel waren van een onderzoek naar fraude en hierover uitsluitsel te geven.

Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale toets zijn. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaarschrift
ongegrond te verklaren. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen
voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden, los van het
bezwaarschrift dat is ingediend tegen het besluit volgend op de lichte toets.

Conclusie

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaarschrift ongegrond te verklaren;
  • in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de
    beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitvoering van de lichte toets
    en niet al mede een integrale beoordeling bevat.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter