BAC 2021-00392
Publicatiedatum 14-08-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 15 april 2021 met kenmerk UHT-DC
Ontvangst bezwaarschrift: 25 mei 2021
Hoorzitting: 31 maart 2022
Overdracht advies aan UHT: 16 juni 2022
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d. 20 mei 2021, is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: de UHT) genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag van 15 april 2021, met kenmerk UHT-DC.
De belanghebbende komt in aanmerking voor het toekennen van een
compensatievergoeding, omdat er door de Belastingdienst/Toeslagen in de beoordeling van de kinderopvangtoeslag fouten zijn gemaakt. Aan de belanghebbende is een compensatievergoeding toegekend van € 46.840 over de jaren 2016 t/m 2018.
Procesverloop
Verzoek herbeoordeling
Belanghebbende heeft op 20 december 2019 een verzoek gedaan tot herbeoordeling
van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2016, 2017 en 2018.
Meldingsbrief
Bij brief van 24 februari 2020 heeft de UHT aan belanghebbende bevestigd dat haar
melding bij Toeslagen vanwege een mogelijke behandeling die vergelijkbaar is met de
CAF-11 zaak, is ontvangen.
Telefonisch contact
Tussen 10 juni 2020 en 11 december 2020 zijn tussen belanghebbende en/of
gemachtigde en de persoonlijk zaakbehandelaar van UHT diverse telefoongesprekken
gevoerd . Uit de notities van deze gesprekken blijkt dat belanghebbende aanvankelijk
heeft verzocht om een herbeoordeling van de toeslagjaren 2015 t/m 2018 en daarna tot de beslissing is gekomen om het verzoek te beperken tot de toeslagjaren 2016, 2017 en 2018.
Vooraankondiging compensatie
Bij brief van 28 december 2020 heeft de UHT vastgesteld dat er bij de beoordeling van
de situatie van de belanghebbende fouten zijn gemaakt en dat zij recht heeft op compensatie voor de toeslagjaren 2016 tot en met 2018. Het voorlopige
compensatiebedrag bedraagt € 46.840.
Bestreden besluit
Bij besluit van 15 april 2021 heeft de UHT de hoogte van het definitieve
compensatiebedrag voor de toeslagjaren 2016 tot en met 2018 vastgesteld op € 46.840.
Bezwaarschrift
De gemachtigde heeft op 20 mei 2021 een bezwaarschrift voorzien van enkele gronden ingediend. Dit is op 25 mei 2021 door de UHT ontvangen. In het bezwaarschrift is door gemachtigde verzocht om het volledige dossier.
Commissie Werkelijke Schade
De gemachtigde heeft een verzoek aanvullende schadevergoeding ingediend, dat op
verzoek van de gemachtigde op 6 juli 2021 is doorgezonden naar de Commissie
Werkelijke Schade (hierna: CWS). CWS heeft deze stukken in behandeling genomen en
gemachtigde op 28 juli 2021 daarvan een bevestiging doen toekomen.
Aanvullende bezwaargronden
Bij brief van 8 november 2021 heeft gemachtigde namens belanghebbende aanvullende bezwaargronden ingediend.
Verweer
De UHT heeft op 10 januari 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende. De UHT heeft voorts betaal- en verrekenoverzichten over de jaren 2019 en 2020 aan het dossier toegevoegd.
Hoorzitting
Op 31 maart 2022 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: Commissie) een
hoorzitting gehouden in aanwezigheid van belanghebbende en haar gemachtigde, beiden digitaal, alsmede twee vertegenwoordigers van UHT.
Verlengen beslissingstermijn
De termijn voor de beslissing op bezwaar is, met instemming van de gemachtigde, door de UHT verlengd tot 15 mei 2022.
Aanvullende stukken
De UHT heeft op 6 april 2022 een aanvullende schriftelijke reactie ingediend. Deze is op 14 april 2022 aan gemachtigde verstuurd. Daarop heeft gemachtigde op 28 april 2022 gereageerd. De UHT heeft voorts een definitieve beschikking afwijzing compensatie 2015 (UHT-DC-IA) gedateerd 17 maart 2022, ontvangen op 18 maart 2022, nagestuurd evenals het daaraan ten grondslag liggende advies van de Commissie van Wijzen (CvW).
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in het geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Toeslagjaar 2015
Gemachtigde stelt dat belanghebbende in 2015 KOT heeft aangevraagd maar dat de
uitbetaling daarvan lang op zich liet wachten. Belanghebbende was genoodzaakt zelf voor de kinderopvang te betalen waardoor problemen ontstonden. Gemachtigde schrijft de trage uitbetaling van de aangevraagde KOT toe aan een FSV-registratie ten laste van belanghebbende en meent dat een en ander grond is om ook het jaar 2015 in de compensatie te betrekken.
De Commissie heeft naar aanleiding van het gestelde de UHT verzocht om in aanvulling op de in de schriftelijke reactie van UHT toegezegde separate beschikking ook alle relevante op het jaar 2015 betrekking hebbende stukken te produceren, omdat die stukken in het dossier niet aanwezig zijn. Belanghebbende zal daarna de gelegenheid krijgen om op die stukken te reageren. Al die stukken heeft de UHT echter niet bij de Commissie ingediend. Wel heeft de UHT een Definitieve beschikking afwijzing compensatie 2015 (UHT-DC-IA) overgelegd en een advies van de Commissie van Wijzen dat aan die afwijzing ten grondslag ligt.
Daarmee heeft de UHT niet voldaan aan het verzoek van de Commissie. Immers wordt
de Commissie daarmee niet in staat gesteld zich zelfstandig een oordeel te vormen over de rechtmatigheid van het handelen van de Belastingdienst/Toeslagen. De Commissie adviseert de UHT met klem alsnog onderzoek te doen naar hetgeen zich in het jaar 2015 heeft afgespeeld, meer in het bijzonder of belanghebbende door plaatsing op de FSV-lijst voorwerp was van onderzoek hetgeen heeft geleid tot een (sterk) vertraagde uitbetaling van de KOT, en om de uitkomst van dat onderzoek te betrekken bij de te nemen beslissing op bezwaar.
Herbeoordeling toeslagjaren 2019 en 2020
De Commissie stelt vast dat belanghebbende in de jaren 2019 en 2020 niet heeft
gewerkt, dat zij geen kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd en dat haar kinderen geen kinderopvangtoeslag hebben genoten. Gelet op het voorgaande komt de Commissie tot de conclusie dat belanghebbende op grond van de Compensatieregelingen in deze jaren niet in aanmerking komt voor compensatie.
Voor eventuele (anders) geleden schade over de jaren 2019 en 2020 verwijst de
Commissie belanghebbende naar de CWS.
Motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel
De Commissie deelt de opvatting van de UHT dat van belang is op welke wijze het
primaire besluit tot stand is gekomen.
Nu de UHT de onderhavige betaal- en verrekenoverzichten als producties bij de
(aanvullende) schriftelijke reactie heeft ingediend, is hiermee voldoende duidelijk
gemaakt hoe in de onderhavige toeslagjaren 2016, 2017 en 2018 de betalingen en
verrekeningen hebben plaatsgevonden en hoe het compensatiebedrag voor deze jaren
tot stand is gekomen.
Namens belanghebbende zijn geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een andere zienswijze kunnen leiden.
De Commissie overweegt dan ook dat geen sprake is van strijd met het motiverings- en/of zorgvuldigheidsbeginsel.
Proceskosten eerdere procedures
De Commissie stelt vast dat UHT op goede gronden heeft geconcludeerd dat
belanghebbende niet in aanmerking komt voor een vergoeding voor juridische bijstand voor de jaren 2016 en 2018 en dat UHT voor het jaar 2017 conform eerdere adviezen van de Commissie, in tegenstelling tot de huidige berekening, wil uitgaan van het hoogste tarief. In dit kader zal de proceskostenvergoeding voor het jaar 2017
(Beroepsschrift en hoorzitting bij de Raad van State) worden aangepast naar een tarief
van € 759.
Component betaalde rente en kosten
De Commissie constateert in de berekening bij het compensatiebedrag dat het
component “door u betaalde rente en kosten” is geplaatst onder sub g, terwijl eerder
door de Commissie uiteen is gezet (zie BAC 2020-029) dat de opzet van het stelsel van
compensatie en in het bijzonder paragraaf 3.1.1. van de Compensatieregeling voldoende grondslag bieden voor vergoeding van de in rekening gebrachte toeslagrente, die feitelijk ten laste van de belanghebbende is gekomen.
Derhalve adviseert de Commissie om de compensatie van de rekening gebrachte
toeslagrente en kosten in de compensatieberekening op te nemen onder sub a
(compensatiebedrag) en dit te herstellen in de beslissing op bezwaar.
Kwijtscheldingsregeling schulden
De Commissie stelt vast dat het besluit waar gemachtigde een beroep op doet enkel ziet op openstaande vorderingen en niet op in het verleden gepleegde verrekeningen.
Indien de belanghebbende de ontvangen tegemoetkoming heeft aangewend tot aflossing van publieke schulden, zou gemachtigde een verzoek kunnen indienen bij Sociale Banken Nederland (hierna: SBN). De Commissie adviseert de UHT de gemachtigde te informeren over de wijze waarop dit verzoek kan worden ingediend.
Kindregeling
De Commissie stelt vast dat belanghebbende extra compensatie verzoekt op grond van de Kindregeling die nog in werking moet treden. De Commissie onderschrijft het voornemen van de UHT om gemachtigde en belanghebbende onverwijld te verwittigen als hierover meer bekend is.
Immateriële schade
De Commissie onderschrijft het voornemen van de UHT om de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van belanghebbende te berekenen vanaf 3 mei 2017, de datum van de brief waarin belanghebbende in het kader van een CAF-onderzoek om informatie is gevraagd over 2016 en 2017, tot de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar.
De Commissie overweegt – wellicht ten overvloede - ten aanzien van een hogere of
aanvullend verlangde vergoeding van immateriële schade dat dergelijke verzoeken om
vergoeding van werkelijke schade moeten worden gericht aan de CWS.
Correctiebesluiten 2016
De Commissie onderschrijft het voornemen van UHT om het bedrag voor
correctiebesluiten voor het jaar 2016 te verhogen met een bedrag van € 289 dat als
toeslagrente bij belanghebbende in rekening is gebracht. Dit betekent dat het
compensatiebedrag van belanghebbende verhoogd moet worden met dit bedrag,
materiele schadevergoeding over dit bedrag, toeslagrente over dit bedrag en 1% over
het bedrag van de totale compensatie.
Proceskostenvergoeding huidige procedure
Voor de proceskosten in de onderhavige procedure heeft belanghebbende, nu de
Commissie het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond acht, recht op een forfaitaire
proceskostenvergoeding. In overeenstemming met eerdere adviezen van deze
Commissie, zoals bijvoorbeeld BAC 2020-029, adviseert de Commissie de UHT in de
onderhavige procedure vier procespunten (één punt voor het indienen van het
bezwaarschrift en één punt voor het verschijnen op de hoorzitting, tegen een
wegingsfactor 2) toe te kennen tegen het hoogst geldende tarief.
Conclusie
De Commissie acht het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond en gelet op het vooraanstaande
adviseert de Commissie de UHT het volgende;
- Om voor de kosten voor rechtsbijstand voor 2017 een vergoeding toe te kennen
van 4 punten tegen het hoogste tarief; - De vergoeding voor immateriële schade te berekenen vanaf 3 mei 2017, zijnde de
datum van de brief waarin belanghebbende in het kader van het CAF-onderzoek
om informatie is gevraagd, tot de datum van de dagtekening van de beslissing op
bezwaar; - Om het compensatiebedrag met € 289 te verhogen en over dit bedrag materiële
schadevergoeding en toeslagrente toe te kennen; - Om de aanvullende vergoeding van 1% aan te passen;
- Om de proceskosten van belanghebbende voor de huidige bezwaarprocedure te
vergoeden, waarbij een wegingsfactor 2 voor elke van de twee toe te kennen
procespunten wordt gehanteerd, tegen het hoogst geldende tarief.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter