BAC 2021-00162
Publicatiedatum 14-08-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 26 maart 2020 met kenmerk T-C DR CAF-11 CB 4
Ontvangst bezwaarschrift: 6 februari 2020
Hoorzitting: 14 oktober 2021
Overdracht advies aan UHT: 11 november 2021
Onderwerp van advies
De belanghebbende heeft op 5 februari 2020 een brief gestuurd. De Commissie legt deze brief uit als een bezwaarschrift en een verzoek tot werkelijke schade die naar de
Commissie Werkelijke Schade is doorgeleid.
Het bezwaarschrift van de belanghebbende, gedateerd 5 februari 2020 is gericht tegen de beschikking definitieve compensatie CAF-11 van 26 maart 2020 (T-C DR CAF-11 CB 4) van de Belastingdienst/Toeslagen (UHT).
De compensatie is aan belanghebbende toegekend, omdat hij deel uit heeft gemaakt
van het onderzoek CAF-11.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF-11 van 6 december 2019 (hierna: de
Compensatieregeling) is aan hem een bedrag van € 12.264,- toegekend.
De toegekende compensatie bestaat uit:
- vergoeding van door de Belastingdienst in het kader van CAF 11 teruggevorderde
kinderopvangtoeslag (3.1.1 Compensatie voor correctiebesluiten); - vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag
(3.1.3 Compensatie voor veronderstelde materiële schade); - vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente (3.1.4 Compensatie voor
invorderingskosten); - vergoeding van immateriële schade van € 500 per zes maanden (3.1.2 Compensatie
voor veronderstelde immateriële schade); - extra vergoeding van 1% (Extra compensatie).
Procesverloop
Aanspraak
Bij brief van 16 november 2019 heeft UHT vastgesteld dat belanghebbende betrokken is bij het CAF-11-dossier en mogelijk is gedupeerd door vooringenomen handelen door de Belastingdienst.
Voornemen
Bij brief van 17 december 2020 heeft de UHT belanghebbende per brief een
vooraankondiging verstuurd met daarin de berekening van het voorlopig
compensatiebedrag van € 8.729,-.
Zienswijze
De UHT heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om tot 28 januari 2020 te
reageren op het voornemen tot compensatie van de UHT. Deze termijn heeft de UHT, op verzoek van belanghebbende verlengd tot 10 februari 2020.
Brief belanghebbende 5 februari 2020
Bij brief van 5 februari 2020 heeft belanghebbende gereageerd op de vooraankondiging en verzocht om herziening van de toegekende compensatie. De UHT heeft de ontvangst van deze brief op 6 februari 2020 bevestigd per brief van 26 maart 2021.
Besluit 26 maart 2020
Bij besluit van 26 maart 2020 heeft de UHT het definitieve compensatiebedrag
vastgesteld op €12.264,-.
Besluit 2 februari 2021
Bij besluit van 2 februari 2021 is de compensatie op verzoek van belanghebbende om
een herbeoordeling kinderopvangtoeslag aangevuld met een bedrag van € 17.736,- tot € 30.000,- op grond van het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (hierna: Catshuisregeling).\
Verweerschrift
De UHT heeft bij brief 14 juli 2021 een verweerschrift ingediend.
Hoorzitting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) heeft het bezwaar ter
zitting behandeld op 14 oktober 2021.
Beslistermijn
Belanghebbende en de UHT zijn ter zitting overeengekomen de beslistermijn op het
bezwaar te verlengen tot en met 1 januari 2022.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Samenloop beschikkingen van 26 maart 2020 en 2 februari 2021
Het kabinet omschrijft de Catshuisregeling – in de toelichting – als een aanvullende
maatregel. De Commissie meent dat er daarom voldoende aanleiding is om de aanvulling van de compensatie op grond van de Catshuisregeling te beschouwen als een nader besluit in de zin van artikel 6:19 Awb.
De Commissie wijst er op dat de feitelijke grondslag, evenals de bevoegdheidsgrondslag (artikel 49b Awir) dezelfde zijn als die van het primaire besluit. Voorts heeft, vanuit het oogpunt van rechtsbescherming, deze benadering van belanghebbende de voorkeur en is zij in lijn met het karakter van en de samenhang tussen deze regelingen. Deze lezing van de Commissie is door de UHT onderschreven in meerdere beslissingen op bezwaar onder andere in de beslissing op bezwaar in de zaak waarin de Commissie heeft geadviseerd onder nr. BAC 2020-029.
De Commissie overweegt dat niet is gebleken dat het toegekende compensatiebedrag
onjuist is vastgesteld.
De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit de Compensatieregeling is een
vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de
belanghebbende ervaart. Deze vergoeding dient te worden berekend over de periode
tussen 14 juli 2014 en de datum van de beslissing op bezwaar.
Wat betreft de rente voor de gemiste kinderopvangtoeslag onderschrijft de Commissie
het standpunt van de UHT dat ten onrechte geen rentevergoeding is toegekend op grond van art. 3.1.6 van de Compensatieregeling. Zij adviseert deze alsnog toe te kennen en te berekenen vanaf 14 juli 2014 tot de datum van de beslissing op bezwaar.
De Commissie adviseert de UHT om de aanvullende vergoeding van 1% van het
subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen.
De Commissie wijst belanghebbende er nog op dat hij voor vergoeding van de gestelde schade voor het eerder sluiten van de kapperszaak voor een aantal uur per week en de niet aangevraagde maar wel gemiste kinderopvangtoeslag vanaf 2015, een verzoek kan indienen bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS).
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT het volgende:
- de hoogte van de compensatie voor immateriële schade en de rentevergoeding over
gemiste kinderopvangtoeslag te berekenen vanaf het besluit van 14 juli 2014 tot en
met de datum van de beslissing op bezwaar en - de aanvullende vergoeding van 1% aan te passen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter