BAC 2023-13326
Publicatiedatum 14-08-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 30 maart 2023 met kenmerk UHT-HD CWS
Ontvangst bezwaarschrift: n.v.t.
Hoorzitting: 28 oktober 2024
Overdracht advies aan UHT: 20 december 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de beschikking
aanvullende werkelijke schadevergoeding van 30 maart 2023 met kenmerk UHT-HD
CWS (hierna: de bestreden beschikking). Belanghebbende heeft verzocht om
toekenning van aanvullende schadevergoeding voor werkelijke schade. De Commissie
Werkelijke Schade (hierna: CWS) heeft UHT geadviseerd aan belanghebbende een
aanvullende compensatie toe te kennen van € 41.949. Belanghebbende is het hier niet
mee eens.
Procesverloop
- Bij beschikking van 1 december 2021 heeft belanghebbende van de
Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (de UHT) een definitieve
compensatiebeschikking kinderopvangtoeslag (KOT) over de jaren 2010 en 2012
ontvangen. De UHT heeft de ouder op grond daarvan € 50.236 betaald. - Belanghebbende heeft op 17 januari 2022 een verzoek om aanvullende
schadevergoeding ingediend bij de CWS. - De CWS heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 23
februari 2023 aan UHT toegestuurd. De CWS heeft aan UHT geadviseerd aan
belanghebbende een aanvullende schadevergoeding van € 41.949 toe te kennen. - Bij beschikking van 30 maart 2023 heeft UHT het advies van CWS overgenomen
en aan belanghebbende een aanvullende schadevergoeding van € 41.949
toegekend. - Bij brief van 9 mei 2023 heeft belanghebbende tegen deze beschikking een
bezwaarschrift ingediend bij UHT. - Op 6 september 2023 heeft de CWS een advies uitgebracht aan UHT over het
bezwaarschrift van belanghebbende. - UHT heeft op 21 september 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift en
is van mening dat de bezwaren ongegrond zijn. - Bij email van 26 september 2023 heeft belanghebbende verzocht de zaak op
stukken af te doen en meegedeeld niet op een hoorzitting te zullen verschijnen. - Bij schriftelijke reactie van 16 september 2024 heeft UHT een aanvullende
beschouwing op het bezwaarschrift uitgebracht waarbij UHT het bezwaarschrift
heeft getoetst aan het ruimere schadekader van CWS. - Bij telefonische reactie op 2 oktober 2024 heeft belanghebbende laten weten zijn
bezwaarschrift door te willen zetten en heeft hij de Commissie verzocht advies uit
te brengen op basis van de stukken. De Commissie ziet ingevolgde artikel 7:3
onderdeel c van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) af van het horen van
belanghebbende. - De Commissie heeft het bezwaar behandeld in haar vergadering van 28 oktober 2024.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Toetsingskader
De Commissie stelt ten aanzien van de door haar te verrichten toetsing van het
bestreden besluit van UHT het volgende voorop.
In het kader van de hersteloperatie KOT biedt het kabinet gedupeerde ouders de
mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS.
Artikel 2.1, derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit
verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt
beoordeeld (zie daarover eerder ook het advies van de BAC van 29 april 2022, zaak nr.
BAC 2021-2219, te raadplegen via www.herstel.toeslagen.nl).
De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.
Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen,
dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als
bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM.
Nadat CWS heeft beoordeeld of de gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende
compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag zich volgens vaste
jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter op het onderzoek van CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, de
redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Daarbij is van belang dat het advies past binnen de door CWS vastgelegde beleidskaders.
UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met
verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het
advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die afwijkt van het advies van de CWS, maar dit moet dan goed
onderbouwd worden. In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de
Commissie of UHT op de juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht.
Deze toets vindt in beginsel plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar. In het geval UHT is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden.
Op 16 september 2024 heeft UHT in een aanvullende beschouwing het bestreden besluit van 30 maart 2023 getoetst aan het ruimere schadekader van de CWS, gepubliceerd per 1 juli 2024.
De Commissie constateert dat UHT in de aanvullende beschouwing aan belanghebbende een aanvullend bedrag van € 7.760 heeft toegekend voor materiële (€ 800) en immateriële (€ 6.460) schade. Daarnaast krijgt belanghebbende een bedrag van € 500 voor de gevolgde procedure bij de CWS.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie UHT om het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond te verklaren en om:
- haar standpunt dat er geen causaal verband is tussen de echtscheiding van
belanghebbende en de problemen met de KOT, te herzien met inachtneming van
de gezichtspunten die de Commissie in dit advies heeft weergegeven; - belanghebbende alsnog een vergoeding toe te kennen indien (enige) mate van
causaliteit wordt aangenomen tussen de KOT problemen, de echtscheiding en de
gestelde vermogensschade; - bij de vaststelling van de hoogte van een toe te kennen vergoeding, uit te gaan
van de kosten zoals door belanghebbende gespecificeerd.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter