Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05468

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 18 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschriften: 25 maart 2022 en 29 maart 2022

Overdracht advies aan UHT: 25 augustus 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie in gang te zetten.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking lichte toets € 30.000 van 18 maart 2022 (UHT CHR GU). Belanghebbende is ter zitting bijgestaan door [gemachtigde].

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433).

Artikel 8.6 Wht bepaalt dat beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet daarop moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond
van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld voor een herbeoordeling van
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor de jaren 2008 tot en met 2011.
  • UHT heeft belanghebbende bij bestreden beschikking meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • Bij brief van 25 maart 2022, ingekomen op 29 maart 2022, heeft belanghebbende bezwaar ingediend tegen deze beschikking.
  • Op 16 februari 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 1 mei 2023 heeft belanghebbende bevestigd dat zij aanwezig zou zijn op de hoorzitting van 7 juli 2023.
  • Op 27 juni 2023 heeft gemachtigde verzocht om de hoorzitting digitaal te houden. Dit verzoek is op 27 juni 2023 afgewezen.
  • Gemachtigde heeft op 30 juni 2023 en 5 juli 2023 gemotiveerd verzocht om de hoorzitting digitaal te laten plaatsvinden. De Commissie heeft op 30 juni 2023 en
    6 juli 2023 het verzoek van gemachtigde gemotiveerd afgewezen. Gemachtigde
    heeft daartegen bezwaar gemaakt en laten weten dat hij en belanghebbende niet
    op de hoorzitting verschijnen.
  • Gemachtigde heeft op 6 juli 2023 het bezwaarschrift aangevuld met nadere gronden.
  • UHT heeft op 25 juli 2023 een aanvullende schriftelijke reactie opgesteld naar
    aanleiding van het bezwaarschrift met nadere gronden. Gemachtigde heeft daarop op 28 juli 2023 laten weten geen aanleiding te zien voor een nadere reactie.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden] heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van 4 augustus 2023.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

De ontvankelijkheid van het bewaarschrift is niet in geschil..

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog of te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Ben van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

De neerwaartse bijstellingen voor het jaar 2008 tot en met 2011 hebben, voor zover tot nu toe uit de stukken volgt, plaatsgevonden conform de door de kinderopvanginstelling of belanghebbende al dan niet opgestuurde informatie. De wijzigingen in toegekende KOT zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar.

Voor het recht op KOT dient, onder meer, sprake te zijn van opvang bij een erkende
geregistreerde kinderopvanginstelling (artikel 1.5 eerste lid Wet kinderopvang). Volgens UHT bleek geen sprake te zijn van kinderopvang door tussenkomst van een reguliere erkende instelling voor kinderopvang. Belanghebbende stelt dat er wel degelijk sprake was van een geregistreerde erkende instelling voor kinderopvang. Zij stelt verder dat er sprake is geweest van fraude.

De Commissie overweegt dat UHT zich op het standpunt heeft mogen stellen dat een
verdergaand onderzoek naar voormelde omstandigheden het bestek van de lichte toets te buiten gaat. Een grondigere bestudering zal plaatsvinden in het kader van de integrale beoordeling. Datzelfde geldt voor het al dan niet reageren op de uitvraagbrieven. De door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaargronden maken dit naar het oordeel van de Commissie voorshands niet anders.
De Commissie meent derhalve dat UHT na het uitvoeren van de lichte toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan.

Voor zover een zodanige bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in de onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bestreden besluit in stand te laten. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.

De Commissie adviseert UHT tot slot om de integrale toets zo spoedig mogelijk in gang te zetten.

Conclusie

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaarschrift ongegrond te verklaren;
  • in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de toekenning van een standaardvergoeding volgens de compensatieregelingen en niet al mede een integrale beoordeling bevat;
  • de integrale beoordeling van de compensatie in gang te zetten.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter