Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-05414

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 24 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 28 maart 2022 en 23 maart 2023

Hoorzitting: 16 juni 2023

Overdracht advies aan UHT: 8 augustus 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie zo spoedig mogelijk in gang te zetten.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 24 maart 2022 op de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een zogenoemde Catshuisuitkering.

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd
bij Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten
behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna:
Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Artikel 8.6 Wht bepaalt dat
beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven voor
het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden
aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling. Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 20 december 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT gemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij brief van 12 februari 2022 is aan belanghebbende bericht er meer tijd nodig is voor de integrale beoordeling.
  • Bij brief van 23 maart 2022, ontvangen op 28 maart 2022, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de brief van 12 februari 2022.
  • Bij beschikking van 24 maart 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000. De toeslagjaren 2006 tot en met 2013 en 2015 tot en met 2018 zijn in de beoordeling betrokken.
  • Op 15 februari 2023 heeft UHT schriftelijk op het bezwaarschrift gereageerd.
  • Op 21 februari 2023 heeft de gemachtigde van belanghebbende zich gesteld.
  • Op 16 juni 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in
    aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is bij het advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT
terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van
belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming vooraisnog of te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020 aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Een van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).

Voor de beoordeling van de vraag of de ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

Bij het uiteindelijk bestreden besluit van 24 maart 2022 (met kenmerk UHT CHR GU) heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld dat er nog geen reden werd gezien om aan haar € 30.000 te betalen.

De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van de lichte toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, de bijstellingen voor de jaren 2006 tot en met 2013 en de jaren 2015 tot en met 2018 hebben, voor zover tot nu toe op grond van de stukken aannemelijk lijkt, plaatsgevonden conform de door en namens belanghebbende of de kinderopvanginstelling doorgevoerde wijzigingen, als gevolg van een verhoogd toetsingsinkomen dan wel een gewijzigd aantal opvanguren. De wijzigingen in toegekende KOT zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar.
Belanghebbende staat evenmin vermeld in de FSV-lijkt. Voor zover enkele
wijzigingen uit het toeslagjaar 2006 voorshands niet direct duidelijk zijn,
overweegt de Commissie dat UHT zich op het standpunt heeft mogen stellen dat
een verdergaand onderzoek ter zake het bestek van de lichte toets te buiten gaat
en zich leent voor een grondigere bestudering in het kader van de integrale
beoordeling.

Voor zover een zodanige bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale toets zijn. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in de onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.

De Commissie adviseert UHT tot slot om de integrale beoordeling zo snel mogelijk in gang te zetten, en daarbij met name aandacht te besteden aan hetgeen in toeslagjaar 2006 heeft plaatsgevonden.

Conclusie

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaarschrift ongegrond te verklaren;
  • in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitvoering van de lichte toets en niet al mede een integrale beoordeling bevat;
  • te bevorderen dat de integrale toets zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden en
    daarbij met name aandacht zal worden besteed aan hetgeen in toeslagjaar 2006
    heeft plaatsgevonden.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter