BAC 2022-11955
Publicatiedatum 17-07-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 21 juli 2022 met kenmerken UHT-DC-I, UHT-DC IA, UHT-DH5A en UHT-DHR
Ontvangst bezwaarschrift: 22 augustus 2022
Hoorzitting: 14 november 2023
Overdracht advies aan UHT: 18 december 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en de beschikkingen van 21 juli
2022 met kenmerken UHT-DC-I en UHT-DHR te herroepen; het bezwaar tegen
de overige beschikkingen van 21 juli 2022 ongegrond te verklaren en deze
beschikkingen in stand te laten.
Onderwerp van advies
De door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen van 21 juli 2022 betreffende de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) (UHT-DC I) en herbeoordeling KOT (UHT-DHR) alsmede de afwijzing compensatie KOT (UHT-DC IA) en (afwijzing) herbeoordeling KOT (UHT-DH5A).
Aan belanghebbende is compensatie toegekend omdat er bij de beoordeling van de
situatie van belanghebbende voor berekeningsjaren 2009 en 2013 fouten zijn gemaakt en de regels erg streng zijn toegepast. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-) zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 7 september 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor de hiervoor genoemde jaren een compensatie toegekend. De compensatieregeling is vervallen per 2 februari 2023 met terugwerkende kracht tot en met 5 november 2022.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven op grond van de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen van 21 juli 2022 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2008 tot en met 2013.
- De Commissie van Wijzen heeft in haar advies van 30 juni 2022 geoordeeld dat
jegens belanghebbende over de jaren 2008, 2010, 2011 en 2012 geen sprake is
van vooringenomen handelen en dat er ook geen reden is tot een
hardheidscompensatie. Voor het jaar 2013 is alleen een hardheidscompensatie
van toepassing. - Bij beschikking van 21 juli 2022 (UHT-DC-I en UHT-DHR) is de definitieve
compensatie voor berekeningsjaren 2009 en 2013 vastgesteld op € 31.061,-. - Bij beschikkingen van 21 juli 2022 (UHT-DH5 A en UHT-DC-I A) heeft UHT het
verzoek om compensatie voor berekeningsjaren 2008, 2010, 2011 en 2012
afgewezen. - Tegen alle hierboven vermelde toe- en afwijzende beschikkingen van 21 juli 2022
heeft belanghebbende op 22 augustus 2022 bezwaarschriften ingediend. - UHT heeft op 8 mei 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van
belanghebbende. - Op 14 november 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in
aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit
advies. - De Commissie heeft het advies opgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Motivatie / equality of arms
Belanghebbende voert aan dat de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A onvoldoende is gemotiveerd, omdat hierin niet verwezen wordt naar de onderliggende stukken en deze stukken niet zijn meegestuurd. Bij gebrek aan wetenschap van het volledige persoonlijke dossier betwist belanghebbende dat de beschikking op goede gronden is genomen. Aangezien de Belastingdienst/Toeslagen (hierna B/T) wel beschikt over het volledige dossier van belanghebbende, maar zij zelf niet, is geen sprake van ‘equality of arms’ in de zin van artikel 6 EVRM. UHT stelt dat haar schriftelijke reactie met de bijbehorende producties als aanvulling op de bestreden beschikking gelden. Hierdoor zijn eventuele motiveringsgebreken hersteld, aldus UHT. In de bezwaarprocedure ontvangt belanghebbende de gegevens en besluiten die onderliggend zijn aan de primaire besluiten. Belanghebbende kan op basis van het dossier haar bezwaren nader aanvullen en/of toelichten tijdens de hoorzitting. UHT stelt dat geen sprake is van schending van het beginsel van equality of arms.
Hardheid
Belanghebbende voert aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met haar
beslagvrije voet. B/T is te streng heeft opgetreden bij het terugvorderen en
belanghebbende heeft recht op een tegemoetkoming op grond van de
hardheidsregeling. UHT stelt zich op het standpunt dat belanghebbende voor
berekeningsjaren 2008 en 2010 tot en met 2012 geen recht heeft op compensatie op grond van de hardheidsregeling. Over het jaar 2008 heeft geen terugvordering plaatsgevonden. De terugvordering over de jaren 2010 tot en met
2012 is ontstaan door een hoger vastgesteld toetsingsinkomen en door een vermindering in de afgenomen opvanguren. Voor het jaar 2009 heeft belanghebbende recht op compensatie op grond van vooringenomenheid. Voor het jaar 2013 heeft
belanghebbende recht op compensatie op grond van de hardheidsregeling.
Vooraankondiging beschikking
Belanghebbende voert aan dat zij geen vooraankondiging compensatie
kinderopvangtoeslag heeft ontvangen. Hierdoor is aan haar een instantie onthouden en heeft zij zich niet kunnen verweren. UHT stelt dat geen vooraankondiging is verstuurd en direct besloten is op het verzoek van belanghebbende aangezien ten tijde van het nemen van een besluit een beroep niet tijdig beslissen aanhangig was bij de rechtbank. In de bezwaarprocedure vindt een volledige heroverweging plaats waardoor belanghebbende alsnog gelegenheid heeft haar zienswijze kenbaar te maken of desgewenst aanvullende gegevens op te vragen of in te leveren.
Compensatieberekening
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het compensatiebedrag niet juist is
vastgesteld. Het is niet inzichtelijk hoe het compensatiebedrag tot stand is gekomen.
Zonder het dossier kan belanghebbende niet controleren of het bedrag aan compensatie correct is. Het besluit is ongemotiveerd tot stand gekomen, aldus belanghebbende. In haar schriftelijke reactie licht UHT de bedragen in de compensatieberekening toe en verwijst zij naar de producties bij de schriftelijke reactie.
Vergoeding van immateriële schade / rente
Belanghebbende voert aan dat voor de vergoeding van de immateriële schade 1 april
2011 als aanvangsdatum is aangehouden. Het is belanghebbende onduidelijk waarom
van deze datum wordt uitgegaan. Ook in het geval dat 1 april 2011 als aanvangsdatum
geldt, dient de forfaitaire vergoeding van de immateriële schade berekend te worden tot het moment van de beslissing op bezwaar. In dat geval behoort de aanvullende
vergoeding van 1% ook te worden aangepast.
UHT stelt zich op het standpunt dat B/T in haar brief van 24 december 2010 (productie
36) aan belanghebbende heeft bericht dat zij geen recht heeft op KOT voor het jaar 2009 en dat belanghebbende de KOT voor dat jaar moet terugbetalen. UHT heeft daarvan uitgaande de vergoeding van immateriële schade onjuist berekend en zij zal de compensatieberekening op dit onderdeel aanpassen. UHT zal de vergoeding van
immateriële schade berekenen vanaf 24 december 2010 tot de datum van de beslissing op bezwaar. In aansluiting hierop en in afwijking van de compensatieberekening stelt UHT dat de rente (component o compensatieberekening) over berekeningsjaar 2009 onjuist berekend is. UHT zal de compensatieberekening op dit onderdeel aanpassen. UHT zal de rente over berekeningsjaar 2009 berekenen vanaf 1 juli 2010 tot en met 21 juli 2022 (productie 80b). Voor berekeningsjaar 2013 wijzigt de rente niet, hoewel UHT in de compensatieberekening als einddatum 19 juli 2022 heeft gehanteerd in plaats van 21 juli 2022 (productie 81a).
Aanvullende vergoeding 1%
UHT stelt zich op het standpunt dat de aanvullende vergoeding van 1% eveneens wijzigt op basis van haar nadere standpunt in bezwaar.
De Commissie
De Commissie volgt UHT in haar standpunt dat de vergoeding van immateriële schade
(component n compensatieberekening) berekend dient te worden vanaf 24 december
2010 tot de aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar.
Met UHT is het de Commissie gebleken dat in de compensatieberekening een onjuiste
aanvangsdatum is gebruikt bij het vaststellen van de rentevergoeding over de gemiste
KOT voor berekeningsjaar 2009 (regel o van de compensatieberekening). Voor dit jaar
had de aanvangsdatum 1 juli 2010 moeten zijn in plaats van 1 april 2011. De einddatum had moeten zijn 21 juli 2022 in plaats van 19 juli 2022. Hierdoor wijzigt het voor 2009 toegekende bedrag aan rente.
Voor berekeningsjaar 2013 had de einddatum eveneens moeten zijn 21 juli 2022 in
plaats van 19 juli 2022. Het voor 2013 toegekende bedrag aan rente wijzigt hier echter
niet door. De Commissie is met UHT van oordeel dat de compensatieberekening op dit
punt dient te worden aangepast overeenkomstig de aangepaste berekening voor 2009, vermeld in de schriftelijke reactie van UHT.
De Commissie merkt voorts op dat bovenstaande aanpassing tot gevolg heeft dat ook de aanvullende vergoeding van 1% dient te worden doorberekend tot de datum van de beslissing op bezwaar.
De Commissie overweegt verder dat uit de gegevens niet blijkt dat belanghebbende voor berekeningsjaren 2008 en 2010 tot en met 2012 recht heeft op compensatie op grond van de hardheidsregeling.
De Commissie overweegt dat de overige bedragen in de compensatieberekening zijn
vastgesteld aan de hand van de gegevens die UHT tot haar beschikking had. De
bedragen zijn afkomstig van onder meer de voorschotbeschikkingen en definitieve
beschikkingen. De Commissie is van oordeel dat met het indienen van de uitgebreide
schriftelijke reactie, het hierbij behorende dossier, waarin de overzichten van het
Landelijk Incassocentrum en de overige producties en de compensatieberekening, het
bestreden besluit voldoende is onderbouwd en zorgvuldig tot stand is gekomen. Uit de
stellingname van gemachtigde volgt niet dat in het beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zijn geweest bij de door UHT genomen besluiten. Naar het oordeel van de Commissie zijn dan ook geen aanknopingspunten aanwezig dat belanghebbende in haar procesbelang is geschaad. Nog los van de vraag of dat beginsel als zodanig van toepassing is in de bezwaarfase, volgt de Commissie gemachtigde daarom niet in haar stelling dat het beginsel van ‘equality of arms’ geschonden zou zijn.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie (deels) gegrond is, adviseert de
Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen (wegingsfactor twee).
Conclusie
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond te verklaren;
- de beschikkingen van 21 juli 2022 (UHT-DC-I en UHT-DHR) te herroepen;
- de vergoeding van immateriële schade te berekenen vanaf 24 december 2010
tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar; - de rentevergoeding over gemiste KOT (component o) voor berekeningsjaar 2009
vast te stellen vanaf 1 juli 2010 tot aan de dagtekening van de beslissing op
bezwaar; - en alle, ingevolge de Wht daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te
berekenen met inachtneming van dit advies en daarbij de einddatum van de
desbetreffende vergoedingen vast te stellen tot aan de dagtekening van de
beslissing op bezwaar; - een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te
kennen van twee procespunten tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor
twee; - de beschikkingen van 21 juli 2022 met kenmerken UHT-DH5 A en UHT-DC-I A in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter