BAC 2022-11938
Publicatiedatum 17-07-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 12 oktober 2022 met kenmerken UHT-DC I, UHT-DC-I A en UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: 22 november 2022
Overdracht advies aan UHT: 19 februari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen (hierna: de
Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en
de beschikking van 12 oktober 2022 (UHT-DC-I A) te herroepen. De Commissie
adviseert om de beschikkingen van 12 oktober 2022 met kenmerk UHT-DH5 A
en UHT-DC I in stand te laten.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen van 12 oktober 2022 betreffende de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) (UHT-DC I), de definitieve beschikking afwijzing compensatie KOT en beschikking herbeoordeling KOT (UHT-DH5).
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 2 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2005 tot en met 2014.
- Bij brief van 23 juni 2021 is aan belanghebbende bericht dat zij € 30.000,- krijgt.
- De Commissie van Wijzen heeft in haar advies van 24 mei 2022 geoordeeld dat
jegens belanghebbende over 2006, 2010, 2012 tot en met 2014 geen reden is
voor compensatie vanwege institutionele vooringenomenheid en hardheid. - Bij beschikking van 12 oktober 2022 (UHT-DC I) is de definitieve compensatie
voor berekeningsjaren 2005, 2007, 2008, 2009 en 2011 vastgesteld op
€ 37.153,-. - Bij beschikkingen van 12 oktober 2022 (UHT-DC-I A en UHT-DH5 A) heeft UHT
het verzoek om compensatie/ tegemoetkoming voor berekeningsjaren 2006,
2010, 2012 tot en met 2014 afgewezen. - Tegen de beschikkingen van 12 oktober 2022 met kenmerken UHT-DC I en UHTDH5
A (hierna: de beschikkingen) heeft belanghebbende op 22 november 2022
een bezwaarschrift ingediend. - UHT heeft op 20 juli 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van
belanghebbende. - Op 25 januari 2024 heeft gemachtigde de Commissie bericht dat belanghebbende
en hij niet aanwezig zullen zijn op de (op 31 januari 2024 geagendeerde)
hoorzitting. De Commissie heeft op basis van de aan haar verstrekte stukken
geadviseerd. - De Commissie heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Belanghebbende voert aan dat de KOT in 2005 zonder enige aankondiging is beëindigd, waardoor het voor haar niet of nauwelijks mogelijk was om te werken. Door de beëindiging van KOT heeft belanghebbende een trauma opgelopen en heeft zij therapieën moeten ondergaan om haar verslavingen een halt toe te roepen. Belanghebbende wenst ook voor 2006 te worden gecompenseerd. Daarnaast heeft zij ook sinds 2011 gevolgen ondervonden van het intrekken van KOT en het noodgedwongen beëindigen van haar werk. In haar schriftelijke reactie stelt UHT zich onder andere op het standpunt dat belanghebbende met betrekking tot berekeningsjaar 2006 institutioneel vooringenomen is behandeld en dat zij aanspraak heeft op compensatie voor dat jaar.
De Commissie overweegt als volgt. Zij ziet geen aanleiding om te twijfelen aan dit nadere standpunt, zoals verwoord in de schriftelijke reactie. Het bezwaar is op dit onderdeel gegrond.
De Commissie merkt op dat het bovenstaande er toe leidt dat de beschikking van 12
oktober 2022 (UHT-DC-I A) wordt herroepen. Hoewel belanghebbende formeel geen
bezwaar heeft gemaakt tegen deze beschikking, is haar bezwaargrond inhoudelijk wel
gericht tegen dit besluit. Om deze reden adviseert de Commissie tot herroeping van dit
besluit ten aanzien van berekeningsjaar 2006.
Aanvullende compensatie werkelijke schade
De Commissie stelt vast dat belanghebbende met haar stelling dat zij ook sinds 2011
gevolgen heeft ondervonden van het intrekken van KOT en zij noodgedwongen haar
werkzaamheden moest beëindigen, in wezen een beroep heeft gedaan op aanvullende
compensatie voor werkelijke schade (waaronder immateriële schade). Hierover
overweegt de Commissie als volgt. In het geval van compensatie op grond van de
compensatieregeling (en in het vervolg daarop de Wht) wordt aan gedupeerde ouders
niet steeds het werkelijke nadeel vergoed dat zij hebben ondervonden. Wanneer
aannemelijk is dat de werkelijke schade als gevolg van het handelen door B/T hoger is
dan de deels forfaitaire compensatie uit hoofde van artikelen 2.1., 2.2. en 2.3. Wht, dan kan de ouder op grond van artikel 2.1. lid 3 Wht op aanvraag in aanmerking komen voor een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. De ouder dient daartoe een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade in te dienen. Dit verzoek wordt door UHT voor advies voorgelegd aan de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS). Dit CWS-advies is vervolgens leidend bij het nemen van het besluit met betrekking tot de aanvullende compensatie. Tegen dit besluit kan bezwaar worden gemaakt.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie (deels) gegrond is, adviseert de
Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden.
Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van een procespunt (bezwaarschrift). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen (wegingsfactor twee).
Conclusie
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie aan UHT om:
- het bezwaarschrift tegen de beschikking van 12 oktober 2022 (UHT-DC-I A) gedeeltelijk gegrond te verklaren en deze beschikking te herroepen;
- belanghebbende op grond van afdeling 2.1 Wht te compenseren voor de schade
die zij heeft geleden in verband met het handelen van B/T met betrekking tot
berekeningsjaar 2006; - een proceskostenvergoeding voor onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van een procespunt tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor twee;
- de beschikkingen van 12 oktober 2022 (UHT-DH5 A en UHT-DC I) in stand te
laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter