Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-11807

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 16 januari 2023 met kenmerk UHT-DCHA

Ontvangst bezwaarschrift: 20 februari 2023

Hoorzitting: 1 augustus 2024

Overdracht advies aan UHT: 2 september 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de
bezwaren in de onderhavige zaak ongegrond te verklaren en het bestreden besluit
met kenmerk UHT-DCHA in stand te laten. Tevens adviseert de Commissie het
verzoek om een vergoeding van de proceskosten af te wijzen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 16 januari 2023 met kenmerk UHT-DCHA.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 12 juli 2021 telefonisch een herbeoordelingsverzoek ingediend voor de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2013 tot en met 2015 en 2019. In overleg met belanghebbende is dit verzoek uitgebreid met het toeslagjaar 2012.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van
    belanghebbende op 4 januari 2023 aan UHT verstuurd. CvW heeft – kort samengevat – geoordeeld dat belanghebbende voor de toeslagjaren 2012 tot en met 2015 en 2019 niet in aanmerking komt voor compensatie op basis van vooringenomen handelen of hardheid.
  • Bij beschikking van 16 januari 2023, met kenmerk UHT-DCHA, heeft UHT aan
    belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie wegens
    vooringenomenheid, hardheid of een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld
    (hierna: O/GS) over de toeslagjaren 2012 tot en met 2015 en 2019.
  • Bij brief van 20 februari 2023 heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen genoemde
    beschikking.
  • Op 1 augustus heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van
    partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • Op 5 augustus 2024 heeft UHT aanvullende stukken met een toelichting ingediend.
  • Op 8 augustus 2024 heeft gemachtigde gereageerd op deze aanvullende stukken van UHT.
  • De Commissie heeft het bezwaar behandeld en het hiernavolgende advies opgesteld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Motivering en verzoek om stukken
Belanghebbende voert aan dat niet inzichtelijk is gemaakt hoe UHT tot afwijzing van
compensatie over de toeslagjaren 2012 tot en met 2015 en 2019 is gekomen. Omdat
belanghebbende niet het volledige persoonlijk dossier heeft ontvangen en daarom het besluit niet kan controleren, betwist zij dat de afwijzing van compensatie juist is. Het besluit zou hierom onvoldoende gemotiveerd tot stand zijn gekomen. Belanghebbende verzoekt daarnaast om de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC) over te leggen.

De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Weliswaar heeft UHT de berekeningen in de bestreden beslissing niet voldoende toegelicht. Dit impliceert echter niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer en een uitgebreide uitleg aan de hand van de LIC-overzichten en overige producties in het bestreden besluit voldoende is onderbouwd hoe UHT tot de afwijzing van compensatie over de toeslagjaren 2012 tot en met 2015 en 2019 is gekomen. Daarnaast merkt de Commissie op dat UHT aan het verzoek van belanghebbende heeft voldaan door de LIC-overzichten op te
nemen in het bezwaardossier. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Artikel 6 EVRM, recht op een eerlijk proces
Belanghebbende voert aan dat geen sprake is van ‘equality of arms’, zoals opgenomen in artikel 6 van het EVRM, omdat zij niet de beschikking heeft over haar volledige dossier. Belanghebbende stelt dat zij niet kan beoordelen welke bronnen UHT ter voorbereiding van het besluit heeft geraadpleegd, welke zoekvraag UHT daarbij heeft ingevoerd en wat voor resultaten dit opleverde. Ook stelt belanghebbende dat een schermafbeelding van een leeg resultaat van een zoekopdracht moet worden gedeeld, als een bron geen informatie bevat. Ook bevat het verstrekte dossier volgens belanghebbende niet alle stukken die het (nieuwe) ouderdossier wel bevat. De Commissie overweegt hierover als volgt.

De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 Awb. Voor de procedure bij de Commissie gelden de processuele waarborgen van de Awb. Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Deze stukken heeft belanghebbende in de vorm van een bezwaardossier op 5 maart 2024 ontvangen. De Commissie ziet dat in deze zaak niet het ouderdossier is verstrekt. Dat betekent echter niet dat daarom in onderhavige zaak geconcludeerd moet worden dat het hier verstrekte bezwaardossier onvolledig is. De concrete stellingname van belanghebbende en UHT zijn voor de Commissie geen aanleiding om aan te nemen dat in het aan belanghebbende
beschikbaar gestelde dossier stukken zouden ontbreken die van enig belang zouden kunnen zijn geweest bij het door UHT genomen besluit. Belanghebbende heeft de gelegenheid gekregen en daarvan gebruik gemaakt om haar standpunten uiteen te zetten. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Gebruik DigiD door derden
Belanghebbende betwist dat zij de wijzigingen in het aantal opvanguren, die geleid hebben tot neerwaartse correcties van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT), aan de Belastingdienst (hierna B/T), heeft doorgegeven. Belanghebbende heeft ter zitting gesteld dat het mogelijk is dat de kinderopvanginstelling wijzigingen heeft doorgegeven met de DigiD van belanghebbende en dat hierdoor wellicht sprake is van geweest fraude. Op grond hiervan zou compensatie op basis van hardheid moeten worden toegekend. UHT stelt zich op het standpunt dat het gebruik van DigiD door derden onder de verantwoordelijkheid van de ouder valt. De Commissie overweegt als volgt.

Om een aanvraag en/of wijziging van de KOT te kunnen doorvoeren, moet de aanvrager inloggen met zijn/haar persoonlijke DigiD-inloggegevens. Daarmee heeft de Belastingdienst (hierna: B/T) willen bewerkstelligen dat alleen een rechthebbende op de toeslag een dergelijke (wijzigings)aanvraag kan indienen. Een DigiD biedt immers een persoonsgebonden ingang naar een digitaal portaal. Belanghebbende heeft aangevoerd dat het mogelijk is dat haar inloggegevens destijds met de kinderopvanginstelling zijn gedeeld. Hoewel de Commissie niet uitsluit dat belanghebbende dit te goeder trouw heeft gedaan, is zij toch van oordeel dat
misbruik ten gevolge van het delen van DigiD-inloggegevens voor rekening en risico van belanghebbende dient te komen. Ook als de onderhavige wijzigingen zijn doorgegeven door de kinderopvanginstelling moeten deze daarom worden geacht te zijn doorgegeven door belanghebbende, die immers gebruik van haar DigiD door een derde mogelijk heeft gemaakt. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Beslagvrije voet
Belanghebbende stelt dat B/T in de toeslagjaren 2012 tot en met 2015 en 2019 geen rekening heeft gehouden met haar beslagvrije voet terwijl de gegevens hiervoor wel voorhanden waren en dat ook daarom sprake is van hardheid van het stelsel. De Commissie overweegt dat de KOT expliciet is uitgesloten van de beslagvrije voet in artikel 475c sub j van het Wetboek van Rechtsvordering. De vraag of en in hoeverre rekening is gehouden met de beslagvrije voet bij verrekeningen met andere toeslagen, valt buiten de reikwijdte van het begrip vooringenomen handelen. De Commissie is van oordeel dat in dit geval niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot de conclusie dat sprake is van hardheid van het stelsel. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

XML-bestanden en wijzigingen KOT
Belanghebbende stelt dat XML-bestanden altijd dienen te worden overgelegd als op de zaak betrekking hebbende stukken samen met de meldingen uit het Toeslagenportaal. Daarnaast is belanghebbende van mening dat de XML-bestanden onvolledig zijn. Uit deze bestanden kunnen de IP- en MAC-adressen niet worden opgemaakt. Deze adressen kunnen volgens belanghebbende verduidelijken door wie een wijziging of stopzetting is gedaan en de adressen zijn relevant nu zij stelt dat zij de KOT nooit zelf heeft gewijzigd.

De Commissie merkt op dat UHT in deze zaak heeft voldaan aan het verzoek van
belanghebbende om de XML-bestanden samen met de meldingen uit het Toeslagenportaal beschikbaar te stellen. Naar het oordeel van de Commissie zijn de XML-bestanden volledig en voldoende duidelijk om, samen met de meldingen uit het Toeslagenportaal, vast te stellen dat de wijzigingen in de KOT door belanghebbende zelf zijn ingediend. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Herbeoordeling toeslagjaren 2016 tot en met 2018
Belanghebbende heeft ter zitting verzocht om de toeslagjaren 2016 tot en met 2018 alsnog mee te nemen in de herbeoordeling.

De Commissie stelt vast dat het verzoek om herbeoordeling van belanghebbende alleen zag op de toeslagjaren 2013 en 2015 tot en met 2019. De PZB heeft het verzoek vervolgens na een gesprek met belanghebbende uitgebreid met het toeslagjaar 2012. In dat licht kan niet worden geconcludeerd dat UHT nagelaten heeft de toeslagjaren 2016 tot en met 2018 in de herbeoordeling te betrekken en dat om die reden de bestreden beschikking moet worden herroepen. Nu het oorspronkelijke verzoek en de bestreden beschikking de omvang van de onderhavige bezwaarprocedure bepalen, ziet de Commissie geen mogelijkheden om dit toeslagjaar (alsnog) in haar advisering te betrekken. De Commissie heeft goede nota genomen van de ter zitting (uit coulance) gedane toezegging van UHT om deze toeslagjaren, vanwege de bijzondere omstandigheden, voor te leggen aan de eerder genoemde PZB om als aanvullend verzoek in herbeoordeling te nemen. Nu deze werkwijze, in de opvatting van UHT, kennelijk geen beperking van rechtsmiddelen voor belanghebbende met zich meebrengt, houdt de Commissie onderhavige bezwaarprocedure niet aan. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.

Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie ongegrond is en het bestreden besluit in stand kan blijven, adviseert de Commissie om het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding af te wijzen.

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en het verzoek tot toekenning van een proceskostenvergoeding af te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter