BAC 2023-11697
Publicatiedatum 26-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 28 mei 2021 met kenmerk UHT-DC I
Hoorzitting: 7 november 2024
Overdracht advies aan UHT: 23 januari 2025
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
de bezwaren in de onderhavige zaak gedeeltelijk gegrond te verklaren, het
bestreden besluit met kenmerk UHT-DC I deels te herroepen en opnieuw te
beslissen met inachtneming van dit advies. Tevens adviseert de Commissie het
verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe te wijzen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 28 mei 2021 met kenmerk UHT-DC I.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) compensatie toegekend voor een bedrag van € 35.455,- over de
toeslagjaren 2012 tot en met 2014.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 17 december 2019 verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). Beoordeeld zijn de toeslagjaren 2012 tot en met 2014.
- UHT heeft bij vooraankondiging van 9 maart 2021, met kenmerk UHT-VC I, aan
belanghebbende een compensatie toegekend van € 35.019,-. - UHT heeft bij de bestreden beschikking van 28 mei 2021 aan belanghebbende een
compensatie toegekend voor een bedrag van € 35.455,-wegens
vooringenomenheid over de toeslagjaren 2012 tot en met 2014. - Gemachtigde heeft bij brief van 9 februari 2023, ingekomen op 17 februari 2023,
bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 28 mei 2021. - Bij e-mail van 1 augustus 2023 heeft UHT kenbaar gemaakt dat de rechtbank op
17 juli 2023 het door of namens belanghebbende ingestelde beroep wegens het
niet tijdig beslissen op bezwaar in behandeling heeft genomen. - UHT heeft op 12 februari 2024 schriftelijk gereageerd op de bezwaren van
belanghebbende. - Bij e-mail van 14 oktober 2024 aan UHT heeft gemachtigde gesteld dat
component h (vergoeding voor juridische bijstand) onjuist is berekend. UHT heeft
hierop bij aanvullende beschouwing van 17 oktober 2024 gereageerd. - Op 7 november 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in
aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd. - UHT heeft op 12 november 2024 een tweede aanvullende beschouwing ingediend.
Gemachtigde heeft hierop bij e-mail van 26 november gereageerd. - UHT heeft op 19 december 2024 een derde aanvullende beschouwing ingediend.
Gemachtigde heeft hierop bij e-mail van 7 januari 2025 gereageerd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Compleetheid dossier en motivering besluit
Belanghebbende stelt dat niet inzichtelijk is gemaakt hoe het compensatiebedrag van
€ 35.455 over de toeslagjaren 2012 tot en met 2014 tot stand is gekomen.
Belanghebbende stelt daarnaast dat zij, niet beschikt over het volledige dossier en over de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC). Belanghebbende heeft verzocht haar die stukken te doen toekomen.
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. De Commissie is van oordeel dat UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beschikking weliswaar niet voldoende heeft toegelicht, maar dat het bestreden besluit door middel van het indienen van het schriftelijke verweer met een uitgebreide uitleg aan de hand van de (door belanghebbende verzochte) LIC-overzichten en overige producties voldoende is onderbouwd. De Commissie adviseert het bezwaar op dit onderdeel ongegrond te verklaren.
Artikel 6 EVRM, recht op een eerlijk proces
Belanghebbende voert aan dat geen sprake is van ‘equality of arms’, zoals bepaald in
artikel 6 EVRM, omdat zij niet de beschikking heeft over haar volledige dossier. De
Commissie overweegt dat zij een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is. Voor de procedure bij de Commissie gelden de processuele waarborgen van de Awb. Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Deze stukken heeft belanghebbende in de vorm van een bezwaardossier op 16 april 2024 ontvangen en zij heeft de gelegenheid gekregen, en daarvan gebruik gemaakt, om haar standpunt uiteen te zetten. De Commissie adviseert het bezwaar op dit onderdeel ongegrond te verklaren.
Berekeningsmethode compensatiebedrag
Belanghebbende heeft ter zitting gesteld dat het compensatiebedrag is vastgesteld op
basis van een verouderde berekeningsmethode en dat de compensatieberekening
opnieuw uitgevoerd zou moeten worden. De Commissie ziet geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat het compensatiebedrag, uitsluitend vanwege het gebruik van een andere berekeningsformat, niet zou kloppen. De Commissie adviseert UHT wel om in de beslissing op bezwaar de berekening weer te geven in het meest recente
berekeningsformat.
Vergoeding voor juridische bijstand
Belanghebbende stelt dat de berekening van de vergoeding voor juridische bijstand in de compensatieberekening onjuist is. Zij stelt dat de vergoeding opnieuw moet worden berekend op basis van een hoger aantal procespunten en een hoger tarief. UHT heeft in de tweede aanvullende beschouwing gesteld dat belanghebbende in de
compensatieberekening een vergoeding van € 2.669 voor juridische bijstand (het
instellen van beroepsprocedures) heeft ontvangen op basis van drie procespunten
wegingsfactor twee over de toeslagjaren 2012 tot en met 2014 met aftrek van het over 2014 uitbetaalde bedrag aan proceskosten van € 535. Er zijn geen procespunten
toegekend voor het indienen van de drie bezwaarschriften met betrekking tot deze
toeslagjaren. UHT is, zo heeft zij gesteld, voornemens de vergoeding voor juridische hulp opnieuw te berekenen en daarbij drie procespunten factor 2 toe te kennen voor de drie bezwaarprocedures over de onderhavige jaren.
Gemachtigde heeft gereageerd dat het huidige tarief, zoals dat geldt voor de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, moet worden gehanteerd. UHT heeft hierop gesteld dat het tarief van 2025 is gehanteerd voor de extra vergoeding en dat de vergoeding op basis van 3 procespunten met een wegingsfactor twee uitkomt op een bedrag van € 5.442. Gemachtigde heeft gereageerd dat de vergoeding moet worden toegekend op basis van zes punten, namelijk voor het indienen van een bezwaarschrift én een beroepschrift voor de toeslagjaren 2012 tot en met 2014. Volgens gemachtigde is dit ter zitting en in de aanvullende beschouwing toegezegd en komt dit neer op een bedrag van € 10.884.
De Commissie overweegt als volgt. UHT heeft in de aanvullende beschouwingen van
17 oktober, 12 november en 19 december 2024 toegezegd dat boven op de vergoeding die al in de compensatieberekening was toegekend een procespunt extra toegekend zal worden voor het indienen van een bezwaarschrift over de toeslagjaren 2012 tot en met 2014 UHT heeft daarnaast toegezegd dat het tarief van 2025 uit het Besluit proceskosten bestuursrecht zal worden gehanteerd, omdat naar verwachting de beslissing op bezwaar zal worden genomen in 2025. Dit leidt de Commissie tot de conclusie dat belanghebbende recht heeft op extra vergoeding voor juridische hulp van drie punten op basis van een tarief van € 907 per procespunt met een wegingsfactor twee, derhalve € 5.442. De Commissie adviseert het bezwaar op dit onderdeel in zoverre gegrond te verklaren. Bij de in de compensatieberekening reeds toegekende vergoeding voor juridische bijstand is UHT naar het oordeel van de Commissie van het juiste, ten tijde van het nemen van het desbetreffende besluit geldende, tarief uitgegaan.
Rentevergoeding over gemiste KOT
Belanghebbende stelt dat zij de startdata voor de berekening van de rentevergoeding
over gemiste KOT niet kan controleren. UHT heeft de berekening van deze component
gecontroleerd en stelt dat over de toeslagjaren 2012 tot en met 2014 een te laag bedrag aan rentevergoeding over gemiste KOT is berekend vanwege een verkeerde einddatum. UHT heeft gesteld dat zij voornemens is de rentevergoeding over gemiste KOT over deze toeslagjaren te wijzigen in het voordeel van belanghebbende bij het nemen van een beslissing op bezwaar.
De Commissie onderschrijft het ingenomen standpunt van UHT dat de rentevergoeding over gemiste KOT over de toeslagjaren 2012 tot en met 2014 incorrect en in het nadeel van belanghebbende is berekend. De Commissie adviseert UHT om deze component over de toeslagjaren 2012 tot en met 2014 in het voordeel van belanghebbende aan te passen zoals voorgesteld in de berekeningen van de rentevergoeding in het dossier en het bezwaar op dit onderdeel gegrond te verklaren.
Vergoeding voor immateriële schade
Belanghebbende stelt dat zij de startdatum voor de berekening van de vergoeding voor immateriële schade niet kan controleren. UHT heeft in de beschouwing toegelicht dat de juiste startdatum, maar een onjuiste einddatum is gehanteerd. De einddatum is
vastgesteld op 14 mei 2021, in plaats van 28 mei 2021, de datum van de definitieve
beschikking compensatie KOT. UHT heeft gesteld dat zij evenwel voornemens is de
einddatum voor de vergoeding van immateriële schade vast te stellen op de dagtekening van de beslissing op bezwaar nu het bezwaar met betrekking tot de rentevergoeding over gemiste KOT gegrond wordt geacht.
De Commissie onderschrijft het standpunt van UHT dat de einddatum onjuist is
vastgesteld en dat de einddatum (nu het bezwaar op een ander onderdeel gegrond wordt geacht) dient te worden vastgesteld op de dagtekening van de beslissing op bezwaar en adviseert het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren en overeenkomstig het vorenstaande te beslissen.
Aanvullende vergoeding van 1%
Belanghebbende stelt dat de aanvullende vergoeding van 1% van het compensatiebedrag opnieuw berekend dient te worden, nu de vergoeding voor immateriële schade ook aangepast dient worden. De Commissie adviseert de aanvullende vergoeding van 1% opnieuw vast te stellen bij het nemen van de beslissing op bezwaar en het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren.
Ontbrekend toeslagjaar
Belanghebbende is van mening dat het toeslagjaar 2015 opnieuw beoordeeld zou moeten worden. Belanghebbende stelt dat zij in dit toeslagjaar ook kinderopvang heeft genoten en dat zij in aanmerking komt voor compensatie over dit toeslagjaar. UHT stelt dat het toeslagjaar 2015 buiten deze procedure valt maar dat belanghebbende een verzoek om herbeoordeling van dit toeslagjaar kan indienen. Volgens UHT volgt uit het SAS-overzicht van toeslagjaar 2015 dat geen neerwaartse bijstellingen hebben plaatsgevonden.
De Commissie onderschrijft het standpunt van UHT dat het toeslagjaar 2015 buiten het verzoek om herbeoordeling valt en dat uit het SAS-overzicht van toeslagjaar 2015 volgt dat geen neerwaartse bijstelling heeft plaatsgevonden. Desondanks kan belanghebbende om een herbeoordeling van dit toeslagjaar verzoeken. Ingeval belanghebbende bij haar verzoek om herbeoordeling van de KOT over toeslagjaar 2015 blijft, adviseert de Commissie UHT om dat verzoek door te zenden naar de juiste afdeling.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie deels gegrond is en het bestreden
besluit dient te worden herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek om
toekenning van een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure met betrekking tot de beschikking met kenmerk UHT-DC I toe te
wijzen.
Conclusie
Samenvattend adviseert de Commissie om:
- het bezwaar tegen de bestreden beschikking van 28 mei 2021 met kenmerk UHTDC I gegrond te verklaren in die zin dat:
- een aanvullende vergoeding voor juridische bijstand toe te kennen;
- de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT over de
toeslagjaren 2012 tot en met 2014 aan te passen; - de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot aan de
dagtekening van de beslissing op bezwaar; - de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal aan te passen;
- de overige bezwaren ongegrond te verklaren.
- het verzoek om een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze procedure toe te wijzen, op basis van twee procespunten met een wegingsfactor twee.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter