Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-15160

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primaire besluiten: 6 maart 2023 met kenmerk UHT-DCHA en 26 april 2023 met kenmerk UHT-DCHA

Ontvangst bezwaarschrift: n.v.t.

Hoorzitting: 10 december 2024

Overdracht advies aan UHT: 22 januari 2025

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
de bezwaren ongegrond te verklaren en het verzoek om vergoeding van
proceskosten af te wijzen.

Onderwerp van advies

De door de heer (hierna: gemachtigde) namens belanghebbende
ingediende bezwaarschriften worden geacht te zijn gericht tegen de volgende door UHT genomen beschikkingen:

  1. De beschikking van 6 maart 2023 met kenmerk UHT-DCHA, waarin UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor de toeslagjaren 2009, 2010, 2011, 2014 en 2015.
  2. De beschikking van 26 april 2023 met kenmerk UHT-DCHA, waarin UHT beslist dat
    belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor toeslagjaar 2018.

Procesverloop

  • Op 11 februari 2021 heeft belanghebbende gevraagd om herbeoordeling van de
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). UHT heeft toen compensatie voor de
    toeslagjaren 2016 en 2017 afgewezen. Naar aanleiding van een bezwaarprocedure
    hierover zijn vervolgens ook de toeslagjaren 2009, 2010, 2011, 2014, 2015 en 2018
    herbeoordeeld.
  • Op 9 februari 2023 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) als advies
    uitgebracht dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie niet van
    toepassing zijn op de toeslagjaren 2009, 2010, 2011, 2014 en 2015.
  • Op 7 maart 2023 heeft de CvW als advies uitgebracht dat de compensatieregeling en
    de hardheidscompensatie niet van toepassing zijn op toeslagjaar 2018.
  • Op 6 maart 2023 en 26 april 2023 heeft UHT de hierboven genoemde beschikkingen
    genomen.
  • Op 3 april 2023 en 5 juni 2023 heeft gemachtigde tegen bovengenoemde
    beschikkingen een tweetal bezwaarschriften ingediend.
  • Op 5 juli 2024 heeft UHT een schriftelijke beschouwing ingediend.
  • Op 10 december 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij
    dit advies gevoegd. Voorafgaand aan de hoorzitting heeft gemachtigde nog enkele
    stukken toegestuurd.
  • Op 18 december 2024 heeft UHT een nadere beschouwing toegestuurd. Op 3 januari 2025 heeft gemachtigde hierop gereageerd.
  • De Commissie bestaande uit prof. (voorzitter), mr. en mr. (leden), heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming af te wijzen.


Afgewezen toeslagjaren
Gemachtigde stelt dat de compensatie voor de toeslagjaren 2009, 2010, 2011, 2014,
2015 en 2018 ten onrechte is afgewezen. Belanghebbende betwist dat zij voor
toeslagjaar 2010 de KOT zelf heeft stopgezet en verwijst naar de productie 80 waaruit
zou volgen dat het XML-bestand niet met haar DigiD-gegevens is ondertekend.


De Commissie overweegt als volgt. Voor compensatie komt, ingevolge het bepaalde in de Wet hersteloperatie toeslagen, kortweg, in aanmerking de ouder waarvan aannemelijk is dat de vaststelling van zijn of haar aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T).


In de schriftelijke beschouwing heeft UHT voor de toeslagjaren 2009, 2010, 2011, 2014, 2015 uitgebreid beschreven welke neerwaartse en opwaartse wijzigingen in de KOT hebben plaatsgevonden. Het betreffen alle reguliere correcties die zijn gebaseerd op door belanghebbende doorgegeven wijzigingen in het aantal opvanguren, uurtarief en de hoogte van het toetsingsinkomen dan wel het stopzetten van kinderopvang. De door UHT beschreven wijzigingen worden ondersteund door de bijbehorende producties in het bezwaardossier. Voor toeslagjaar 2018 blijkt verder dat belanghebbende op 1 december 2016 de KOT heeft stopgezet en geen verdere aanvragen meer heeft ingediend. Voor toeslagjaar 2018 is er dan ook geen KOT aan belanghebbende toegekend of van haar teruggevorderd.


Geplaatst tegen de achtergrond van deze feiten en omstandigheden overweegt de
Commissie dat het onvoldoende aannemelijk is geworden dat er bij de toekenning,
aanpassing of terugvordering van de KOT voor de toeslagjaren 2009, 2010, 2011, 2014, en 2015 sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door B/T dan wel hardheid van het stelsel. De Commissie heeft, ook in de stelling van belanghebbende dat in het XML-bestand voor toeslagjaar 2010 haar DigiD-gegevens ontbreken, geen aanknopingspunten gevonden om hier anders over te oordelen.


De Commissie is van oordeel dat met het indienen van het schriftelijke verweer en de
overige producties de bestreden besluiten ten aanzien van de toeslagjaren 2009, 2010,
2011, 2014, 2015 en 2018 voldoende zijn onderbouwd en zorgvuldig tot stand zijn
gekomen. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.


HOTHOR
Gemachtigde stelt dat uit de tijdlijn blijkt dat het kenmerk HOTHOR - hoge toeslag/hoog risico – is toegevoegd, waardoor belanghebbende te maken kreeg met extra controle.


Derhalve is volgens gemachtigde in ieder geval sprake geweest van vooringenomenheid.


UHT heeft toegelicht dat het kenmerk HOTHOR geautomatiseerd wordt toegevoegd in
situaties waarin sprake is van een laag inkomen, waardoor recht ontstaat op een relatief hoog bedrag aan toeslagen. Dit kenmerk heeft, aldus deze toelichting, tot gevolg dat een extra handmatige controle plaatsvindt. UHT stelt dat het doel van deze extra controles is gelegen in het behoeden van ouders voor hoge terugvorderingen.


Het instellen van een (extra) controle of het tussentijds opvragen van gegevens is op
zichzelf onvoldoende om te concluderen dat de B/T vooringenomen heeft gehandeld.
Daarvoor is meer nodig. Een uitvraag of controle als gevolg van het door de B/T gegeven kenmerk HOTHOR dwingt weliswaar tot waakzaamheid bij de beantwoording van de vraag of sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid, maar levert daar op zichzelf niet het doorslaggevende bevestigende antwoord op. Aanwijzingen dat die vraag in het geval van belanghebbende in laatstbedoelde zin moet worden beantwoord zijn, geplaatst tegen de achtergrond van de andere feiten en omstandigheden, onvoldoende aannemelijk geworden. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.


Persoonlijk dossier en ‘Equality of arms’
Gemachtigde stelt dat het volledige persoonlijke dossier nog altijd niet is toegezonden.
Daardoor kan belanghebbende niet controleren of zij inderdaad geen aanspraak maakt op compensatie.


De Commissie kan zich goed voorstellen dat het lange wachten op het persoonlijk dossier vervelend is, maar is van mening dat dit geen gevolgen hoeft te hebben voor het verloop van deze bezwaarprocedure. Verder overweegt de Commissie dat op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht een belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht heeft op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het verweerschrift, met alle van belang zijnde producties, is aan gemachtigde toegezonden. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit en gelegenheid gehad om daarop te reageren.


Uit de stellingname van gemachtigde volgt niet dat in het beschikbaar gestelde
bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zijn
geweest bij het door UHT genomen besluit. Naar het oordeel van de Commissie zijn er
dan ook geen aanknopingspunten dat belanghebbende in haar procesbelang is geschaad.

Conclusie

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter