BAC 2023-12741
Publicatiedatum 25-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 10 maart 2023 (UHT DCH)
Hoorzitting: 28 oktober 2024 om 11:15 uur
Overdracht advies aan UHT: 16 december 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en geen proceskostenvergoeding
toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 10 maart 2023 met kenmerk UHT-DCH, waarbij
aan belanghebbende over het toeslagjaar 2014 een compensatiebedrag van € 6.749,- is toegekend. Over de toeslagjaren 2012, 2015 en 2016 is geen compensatie aan
belanghebbende toegekend.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 9 juli 2021 verzocht om een herbeoordeling van de
kinderopvangtoeslag over de toeslagjaren 2012, 2014, 2015 en 2016. - UHT heeft bij beschikking van 8 december 2022 aan belanghebbende
medegedeeld dat zij wel in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000,-. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 18 oktober 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geadviseerd dat gedurende de betrokken jaren geen sprake is geweest van
institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden. Over het
toeslagjaar 2014 is wel sprake van hardheid van het stelsel en heeft
belanghebbende recht op hardheidscompensatie van € 6.749,-. - UHT heeft bij bestreden beschikking van 10 maart 2023 aan belanghebbende
medegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2012, 2015,
2016 en gedeeltelijk voor het jaar 2014 vanwege hardheid van het stelsel. - Gemachtigde heeft bij brief van 19 april 2023, tegen deze beschikking een
bezwaarschrift ingediend. - UHT heeft op 19 april 2014 schriftelijk gereageerd.
- Op 28 oktober 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
- Op 11 november 2024 heeft UHT naar aanleiding van de hoorzitting aanvullende
stukken toegezonden. - Gemachtigde heeft op 25 november 2024 schriftelijk gereageerd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Procedurele bezwaren
Geen schending inzagerecht en/of equality of arms
Volgens belanghebbende heeft UHT verzuimd stukken te overleggen, die voor de
beoordeling van het bezwaar relevant zijn. Het inzagerecht en de equality of arms
zouden hiermee geschonden zijn. De Commissie overweegt met betrekking tot deze
procedurele bezwaren als volgt.
Ingevolge artikel 7:4 lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken (ook wel: het inzagerecht).
UHT heeft een uitgebreid bezwaardossier ter beschikking gesteld, waaronder begrepen de door belanghebbende verlangde IB-formulier, LIC-overzichten en een
renteberekening. Tijdens de hoorzitting is afgesproken dat voor het jaar 2012 en 2016
het overzicht uit KOI-viewer aan gemachtigde zal worden aangeleverd evenals
screenshots dat er geen sprake is van een O/GS kwalificatie over de jaren 2012, 2014,
2015 en 2016. Deze gegevens zijn door de behandelend ambtenaar UHT aangeleverd op 11 november 2024. De Commissie meent dat belanghebbende hiermee beschikt over de op de zaak betrekking hebbende stukken.
Het is gezien het voorgaande niet aannemelijk dat belanghebbende in haar rechtspositie is geschaad door het niet overleggen van stukken. De fair balance tussen partijen is gedurende deze bezwaarprocedure niet in het geding gekomen.
De Commissie is gezien het voorgaande de opvatting toegedaan dat het inzagerecht en de equality of arms in deze bezwaarprocedure niet zijn geschonden.
Overige procedurele bezwaargronden
Over de andere procedurele gebreken die namens belanghebbende zijn aangevoerd, het volgende. Uit het dossier volgt dat, anders dan is gesteld, in het geval van
belanghebbende de wettelijke vooraankondigingsprocedure is gevolgd. Op 8 december 2022 heeft UHT een vooraankondiging aan belanghebbende gezonden.
Hiermee is naar het oordeel van de Commissie voldoende aannemelijk dat
belanghebbende haar zienswijze had kunnen uiten, indien zij het niet eens was met de
vooraankondiging.
De stelling dat de bestreden beschikking van 10 maart 2023 niet naar gemachtigde is
gestuurd en daardoor niet op de juiste wijze bekend is gemaakt conform artikel 3:41
Awb, volgt de Commissie niet. Uit de stukken komt naar voren dat de bestreden
beschikking naar het adres van belanghebbende is gestuurd en de ontvangst niet wordt betwist. De beschikking is op de juiste wijze bekend gemaakt en in werking getreden. De Commissie adviseert UHT dit onderdeel ongegrond te verklaren.
Beoordeling forfaitaire compensatieberekening over de toeslagjaren 2012 en
2014 Belanghebbende heeft op de hoorzitting van 28 oktober 2024 de juistheid van de berekening en uitbetaling van de KOT over het toeslagjaar 2012 door UHT betwist.
UHT heeft in de aanvullende beschouwing van 11 november 2024 belanghebbende in het gelijk gesteld en geoordeeld dat zij in aanmerking komt voor een hardheidscompensatie.
De hardheidscompensatie wordt berekend over het bedrag van € 2.191,28.
De Commissie adviseert overeenkomstig en acht het bezwaar gegrond.
Over het toeslagjaar 2014 is een bedrag van € 6.749,- aan belanghebbende toegekend, hetgeen uit hoofde van artikel 2.7 Wht (voorheen: de Catshuisregeling) is aangevuld tot € 30.000,-. Belanghebbende heeft aangevoerd dat over 2014 sprake is van vooringenomenheid in plaats van hardheid bij de uitvoering en zij heeft de forfaitaire compensatieberekening van UHT op verschillende punten bestreden. De Commissie overweegt als volgt.
Vooringenomenheid bij de uitvoering
De constatering of sprake is geweest van vooringenomenheid bij de uitvoering maakt in het specifieke geval van belanghebbende uit voor de hoogte van de compensatie, nu de hardheidscompensatie is vastgesteld op het bedrag dat door de
Belastingdienst/Toeslagen teveel aan de kinderopvang is uitbetaald en bij compensatie wegens vooringenomenheid moet worden uitgegaan van het bedrag van de neerwaartse correctie.
De Commissie is van opvatting dat zij geen aanknopingspunten heeft kunnen vinden dat sprake is geweest van vooringenomenheid over het toeslagjaar 2014. Uit het dossier volgt dat de neerwaartse correctie kinderopvangtoeslag 2014 van € 30.952,- naar € 19.806 per 21 november 2014 plaatsvond nadat DUO aan de
Belastingdienst/Toeslagen terecht had doorgegeven dat de dagopvang van één van de
kinderen eind maart 2014 moest zijn beëindigd. De Belastingdienst/Toeslagen mocht van de juistheid van deze mededeling uitgaan.
Voorafgaand aan deze neerwaartse correctie vond geen nadere uitvraag bij
belanghebbende plaats, hetgeen de Commissie bij een neerwaartse correctie van deze
omvang wel passend had gevonden. Dat gegeven op zichzelf is echter onvoldoende om
vooringenomenheid jegens belanghebbende aan te nemen.
De componenten van de compensatieberekening
De hardheidscompensatie is in het geval van belanghebbende vastgesteld op het bedrag
dat aan de kinderopvanginstelling over 2014 is uitbetaald, verminderd met de werkelijke
opvangkosten. Volgens belanghebbende is daarbij uitgegaan van het verkeerde bedrag
aan opvangkosten. Gelet op de jaaropgave 2014 die belanghebbende van de
kinderopvanginstelling heeft ontvangen, is de Commissie van mening dat UHT bij haar
compensatieberekening is uitgegaan van het juiste bedrag aan opvangkosten.
UHT heeft gedurende deze bezwaarprocedure geconstateerd dat de rente gemiste
inderopvangtoeslag in de compensatieberekening onjuist is berekend. Ten onrechte is
daarbij niet uitgegaan van de wettelijke systematiek van artikel 2.3 lid 7 Wht jo. artikel
27 lid 2 Awir. In het geval van belanghebbende zou aanpassing hiervan echter een
vermindering opleveren. UHT zal het rentebedrag daarom niet aanpassen, waarmee de Commissie akkoord is.
Belanghebbende heeft bij gebrek aan wetenschap nog de startdatum voor de berekening van de immateriële schade betwist, die ingevolge de wettelijke regeling wordt vastgesteld op de datum van de eerste neerwaartse correctie. Uit het dossier volgt niet dat aan de neerwaartse correctie van 21 november 2014 vooringenomen handelen van de Belastingdienst/Toeslagen is voorafgegaan, zodat 21 november 2014 de Commissie als startdatum juist voorkomt. Het bezwaar van belanghebbende tegen de compensatieberekening slaagt, gelet op het voorgaande, niet.
Het ontbreken van herbeoordeling over het toeslagjaar 2013
UHT heeft bij haar herbeoordeling niet gekeken naar het toeslagjaar 2013.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Commissie leidt uit het dossier niet af dat belanghebbende eerder om herbeoordeling van het toeslagjaar 2013 heeft gevraagd. Nu een beoordeling van het toeslagjaar ontbreekt, kan de Commissie in deze bezwaarprocedure niet over dit toeslagjaar adviseren.
De Commissie stelt vast dat UHT het bezwaar heeft opgevat als een verzoek tot
herbeoordeling van het toeslagjaar 2013. UHT zal alsnog, bij nieuwe primaire
beschikking, over het toeslagjaar 2013 beschikken. Mocht belanghebbende hiertegen in bezwaar komen dan kan de Commissie in die bezwaarprocedure advies uitbrengen aan UHT.
De motivering van de bestreden beschikking
UHT heeft bij de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DCH per toeslagjaar
gemotiveerd waarom belanghebbende wel of niet in aanmerking komt voor compensatie. De onderdelen van de compensatieberekening zijn uitgebreid toegelicht.
Anders dan belanghebbende ziet de Commissie dan ook geen motiveringsgebrek(en) in de bestreden beschikking.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar deels gegrond te verklaren en om:
- het bestreden besluit van 10 maart 2023 met kenmerk UHT-DCH te herroepen en
de compensatie opnieuw te berekenen zoals door UHT aangegeven; - een vergoeding voor de proceskosten toe te kennen van twee procespunten met
wegingsfactor twee tegen het hoogste tarief.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter