BAC 2022-05117
Publicatiedatum 13-10-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 9 februari 2022 met kenmerk: UHT DC-I
Ontvangst bezwaarschrift: 22 maart 2022 en 21 maart 2022
Hoorzitting: 23 juni 2023
Overdracht advies aan UHT: 14 juli 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) (kenmerk UHT-DC I) van 9 februari 2022.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn
genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 4 februari 2020 aan UHT verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2011 tot en met 2016.
- UHT heeft belanghebbende bij brief van 29 maart 2021 bericht dat hij op basis van de eerste toets een compensatie van €30.000 uitbetaald krijgt.
- Belanghebbende heeft UHT op 11 augustus 2021 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van de herbeoordeling KOT.
- UHT heeft belanghebbende bij brief van 27 oktober 2021 een vooraankondiging
compensatie KOT (UHT-VC I) gestuurd, waarin staat dat het compensatiebedrag is
vastgesteld op een lager bedrag dan €30.000. - UHT heeft belanghebbende op 4 februari 2022 bericht dat hij recht heeft op € 1.442.
- UHT heeft belanghebbende bij definitieve beschikking van 9 februari 2022 bericht
dat hij compensatie ontvangt voor de toeslagjaren 2011 tot en met 2016 en dat het
compensatiebedrag is vastgesteld op € 20.627. - Gemachtigde heeft hier bij brief van 21 maart 2022 een pro forma bezwaarschrift
tegen ingediend. - De Commissie heeft op 25 augustus 2022 het BIP-dossier toegestuurd aan gemachtigde.
- Gemachtigde heeft bij brief van 6 oktober 2022 het bezwaarschrift aangevuld.
- UHT heeft bij brief van 31 januari 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
- Op 23 juni 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat dit ook voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT de toegekende compensatie voor toeslagjaren 2011 tot en met 2016 op de juiste wijze heeft berekend.
Toeslagjaar 2013
Gemachtigde voert aan dat er over het jaar 2013 een bedrag van € 2.282 moest worden terugbetaald waardoor het bedrag bij component C gewijzigd moet worden van € 2.178 naar € 2.282. UHT heeft in haar schriftelijke reactie erkend dat het bedrag bij component C € 2.282 moet zijn en in de beslissing op bezwaar zal worden gewijzigd. De Commissie acht het bezwaar op dit punt gegrond.
Toeslagjaar 2014
Gemachtigde voert ook aan dat er over het jaar 2014 een bedrag van € 3.866 moest worden terugbetaald waardoor het bedrag bij component C gewijzigd moet worden van € 3.787 naar € 3.866. UHT heeft in haar schriftelijke reactie erkend dat het bedrag bij component C € 3.866 moet zijn en in de beslissing op bezwaar zal worden gewijzigd. De Commissie acht het bezwaar ook op dit punt gegrond.
Kosten en rente in LIC-overzichten
Ter zitting heeft gemachtigde gesteld dat de in rekening gebrachte kosten en rente over de bedragen die zijn verrekend 'naar' de huurtoeslag en de, in het LIC-overzicht als
verwijderd aangemerkte, aanmaningskosten en kosten voor dwangbevelen voor de jaren 2012 tot en met 2016 meegenomen moeten worden in de compensatieberekening. De Commissie overweegt als volgt.
De 'verrekeningen naar' in de LIC-overzichten zijn bedragen die van het te ontvangen
bedrag van de KOT, van het jaar waar het LIC-overzicht op ziet, worden overgeboekt
naar een schuld van een andere toeslag of van KOT in een ander jaar. De kosten en rente hebben geen betrekking op de KOT van het jaar waar het LIC-overzicht op ziet,
omdat daarvoor (nog) geen schuld is ontstaan, maar hebben betrekking op de toeslag
waar het bedrag naar wordt overgeboekt. Voor de beschikkingsbedragen waarop de
aanmaningskosten en kosten voor dwangbevelen betrekking hebben, staat € 0 open,
terwijl er geen betalingen zijn opgenomen voor deze beschikkingsbedragen. De
aanmaningskosten en kosten voor dwangbevelen zijn aangemerkt als verwijderd. De
Commissie acht, geplaatst tegen de achtergrond van hetgeen partijen op deze punten
over en weer hebben gesteld, niet aannemelijk geworden dat UHT onjuiste bedragen
heeft gehanteerd in de compensatieberekening.
Aanpassing compensatieberekening
Nu de Commissie het bezwaar van belanghebbende deels gegrond acht, zal, naar het
oordeel van de Commissie, de compensatieberekening ook op een aantal andere punten behoren te worden aangepast. In de eerste plaats ten aanzien van de berekening van de vergoeding voor immateriële schade. UHT heeft de Commissie meegedeeld dat UHT, indien een bezwaar (gedeeltelijk) gegrond is, bij de berekening van de vergoeding voor immateriële schade, in afwijking van de Wht, als einddatum zal hanteren de datum van de beslissing op het bezwaar. UHT heeft in de schriftelijke reactie aangegeven dit beleid ook in dit geval te volgen. In de tweede plaats zullen, zoals UHT eveneens in de schriftelijke reactie heeft aangegeven, de wijzigingen van de bedragen bij component C voor de jaren 2013 en 2014 ook behoren te leiden tot aanpassing van de vergoeding van materiele schade. In de derde plaats zal de (gedeeltelijke) gegrondbevinding van het bezwaar ook behoren te leiden tot, zoals eerder genoemd, aanpassing van de renteberekening wegens gemiste KOT en aanpassing van de zogenoemde 1%-vergoeding.
Nu de Commissie het bezwaar gedeeltelijk gegrond acht, wordt toekenning van een
proceskostenvergoeding geadviseerd. Op grond van het Besluit proceskosten heeft
belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten
(bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere
adviezen adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te
kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie het verzoek om:
- het bezwaarschrift gegrond te verklaren voor wat betreft de bedragen bij
component C voor de jaren 2013 en 2014 en alle ingevolge de Wht daarmee
samenhangende bedragen; - het bezwaarschrift voor het overige ongegrond te verklaren;
- een vergoeding van de proceskosten toe te kennen van 2 procespunten met wegingsfactor 2 op basis van de hoogste vergoeding per procespunt.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter