Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-11365

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 30 augustus 2022 met de kenmerken UHT-DC I, UHT-DC-I A en UHT-DH5 A

Ontvangst bezwaarschrift: 7 oktober 2022

Hoorzitting: 18 juni 2024

Overdracht advies aan UHT: 2 juli 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaarschrift gericht tegen het definitieve compensatiebedrag gedeeltelijk
gegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie een vergoeding van de
proceskosten toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediend bezwaarschrift wordt geacht te zijn gericht tegen de volgende door UHT genomen besluiten:

  1. De beschikking van 30 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC I, waarin UHT heeft beslist dat aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 27.705 vermeerderd tot € 30.000 op grond van de Catshuisregeling wordt toegekend voor het toeslagjaar 2008. De reden is dat Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) over deze periode fouten heeft gemaakt bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  2. De beschikking van 30 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC I A, waarin UHT
    heeft beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie over de
    toeslagjaren 2006 en 2011. De reden is dat bij de beoordeling van de KOT voor
    deze periode geen fouten zijn gemaakt door B/T.
  3. De beschikking van 30 augustus 2022 met kenmerk UHT-DH5 A, waarin UHT
    heeft beslist dat belanghebbende geen recht heeft op een tegemoetkoming over
    de toeslagjaren 2006 en 2011. De reden hiervoor is dat B/T niet te streng is
    geweest bij het uitvoeren van de regels van de KOT.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Op 8 juli 2020 heeft belanghebbende verzocht om een herbeoordeling van de KOT voor toeslagjaar 2012. Na het gesprek met de persoonlijk zaakbehandelaar (hierna: PZB) is de herbeoordeling voor de toeslagjaren aangepast. De herbeoordeling ziet op de jaren 2006, 2008 en 2011.
  • Op 12 april 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) advies uitgebracht.
    De CvW heeft overwogen, kort gezegd, dat niet is gebleken van institutioneel
    vooringenomen handelen voor de jaren 2006 en 2011 noch dat er met betrekking tot deze jaren reden is voor toepassing van de hardheidscompensatie.
  • Bij beschikking van 30 augustus heeft UHT meegedeeld dat het definitieve
    compensatiebedrag voor toeslagjaar 2008 is bepaald op € 27.705 aangevuld tot
    € 30.000 euro op grond van de Cathuisregeling.
  • Bij beschikkingen van 30 augustus 2022 heeft UHT meegedeeld dat belanghebbende
    over de toeslagjaren 2006 en 2011 geen compensatie krijgt toegekend.
  • Op 6 oktober 2022 heeft gemachtigde een pro forma bezwaarschrift tegen
    bovenstaande beschikkingen ingediend. Deze is op 7 oktober 2022 door UHT
    ontvangen.
  • Op 6 november 2023 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend.
  • Op 22 december 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 18 juni 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit
    advies gevoegd.
  • De Commissie heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

De ontvankelijkheid van het bezwaarschrift is niet in geschil.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Uit het bezwaarschrift volgt dat belanghebbende meent dat de jaren 2006, 2007 en de
jaren 2009 tot en met 2011 niet zijn meegenomen in de herbeoordeling. Gemachtigde
heeft ter hoorzitting opgemerkt dat bij het herbeoordelingsverzoek van belanghebbende sprake was van een miscommunicatie. Belanghebbende verzoekt om alle jaren waarin zij KOT heeft ontvangen mee te nemen in de herbeoordeling waarbij ter zitting is geconcludeerd dat de jaren 2006, 2008 en 2011 zijn beoordeeld.

Om deze reden ziet de Commissie zich enkel voor de vraag gesteld of UHT het
toegekende definitieve compensatiebedrag van € 27.705 vermeerderd tot € 30.000 op
juiste wijze heeft berekend en worden de afwijzende beschikkingen voor de toeslagjaren 2006 en 2011 van 30 augustus 2022 met de kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A verder onbesproken gelaten.

Compensatieberekening
De aan belanghebbende toegekende compensatie bestaat op grond van artikel 2.2 Wht uit verschillende componenten. De hoogte van die componenten is bepaald in artikel 2.3 Wht. In haar schriftelijke reactie heeft UHT de componenten en de hoogte hiervan concreet toegelicht. Daarbij is UHT tot de conclusie gekomen dat in de bij de definitieve beschikking gemaakte compensatieberekening de kosten voor de juridische hulp (component m) en de rentevergoeding voor gemiste KOT (component o) aangepast dienen te worden.

UHT heeft de Commissie meegedeeld dat UHT, indien een bezwaar (gedeeltelijk) gegrond is, bij de berekening van de vergoeding voor immateriële schade - in afwijking van de Wht - als einddatum zal hanteren de datum van de beslissing op het bezwaar. De Commissie adviseert UHT daarom dit beleid ook in dit geval toe te passen en de
compensatie opnieuw te berekenen in lijn met de schriftelijke reactie.

De Commissie merkt op dat bovenstaande aanpassing tot gevolg heeft dat ook de
aanvullende vergoeding van 1% dient te worden aangepast.

De overige bedragen in de compensatieberekening zijn vastgesteld aan de hand van de
gegevens die UHT tot haar beschikking had. De bedragen zijn afkomstig van onder meer de voorschotbeschikkingen en definitieve beschikkingen. De Commissie is van oordeel dat met het indienen van de schriftelijke reactie, de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC-overzichten) en de overige producties, de
compensatieberekening en het bestreden besluit voldoende zijn onderbouwd en
zorgvuldig tot stand zijn gekomen.

Beoordeling andere toeslagjaren
Gemachtigde stelde tijdens de hoorzitting dat belanghebbende mogelijk aanspraak heeft op compensatie voor de jaren 2007, 2009 en 2010. De Commissie kan daarover pas een advies uitbrengen, als UHT na herbeoordeling van deze jaren een voor bezwaar vatbaar besluit heeft genomen. Indien deze herbeoordeling niet leidt tot een voor belanghebbende bevredigend besluit, dan kan zij, indien zij dat wenst, tegen die
beschikking een bezwaarschrift indienen, waarna de Commissie daarover een advies zal uitbrengen.

Gevolgschade
Belanghebbende voert aan dat zij in 2011 de KOT zelf heeft stopgezet. Belanghebbende was bevreesd voor nieuwe terugvorderingen waardoor zij voor haar vierde kind, geboren in 2012, geen opvang meer heeft aangevraagd. Belanghebbende zal zich (mede) daarom wenden tot de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS).

De Commissie overweegt dat op grond van artikel 2.1 lid 1 van de Wht compensatie
wordt toegekend aan een aanvrager van KOT. De Commissie is van oordeel dat, nu
belanghebbende de KOT zelf heeft stopgezet, zij vanaf dat moment geen aanvrager van KOT is als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 van de Wht. Om die reden kan er in het kader van de onderhavige bezwaarprocedure geen compensatie worden geboden. De Commissie merkt op dat deze bezwaarschriftprocedure enkel betrekking heeft op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de CWS bestemd. Dit volgt uit de artikelen 2.1 lid 3 WHT en artikel 5.2 Wht. De Commissie volgt hierin de schriftelijke reactie van UHT en merkt op dat gemachtigde namens belanghebbende, zoals gemachtigde zelf heeft aangegeven, een verzoek hiertoe kan indienen bij de CWS.

Proceskostenvergoeding
Nu het primaire besluit naar de mening van de Commissie dient te worden herroepen,
adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van
rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit
proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2
procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per
procespunt toe te kennen.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

  • Het bezwaarschrift gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I deels gegrond te verklaren en de compensatieberekening aan te passen conform bovenstaande overwegingen; en
  • het verzoek om een proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter