Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-11360

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 22 december 2022

Hoorzitting: 19 november 2024

Overdracht advies aan UHT: 20 januari 2025

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar tegen het bestreden besluit (UHT-DCH) gedeeltelijk gegrond te
verklaren, de overige bezwaren ongegrond te verklaren en het verzoek om een
vergoeding voor de proceskosten toe te wijzen en de bezwaren voor het overige
ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Gemachtigde heeft namens belanghebbende bezwaar ingediend tegen het besluit van 22 december 2022 waarbij belanghebbende is meegedeeld:

dat er bij de herbeoordeling over de toeslagjaren 2006 tot en met 2015 gebleken
is dat er fouten zijn gemaakt en dat belanghebbende recht heeft op een
compensatiebedrag van € 47.655 (UHT-DCH);

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) bestemd.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 18 mei 2021 een verzoek gedaan voor een herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij brief van 24 december 2021 is belanghebbende meegedeeld dat zij, in het
    kader van de eerste toets, in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000.
  • Op 24 oktober 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) advies
    uitgebracht. De CvW heeft overwogen, kort gezegd, dat er geen aanwijzingen zijn
    dat de KOT voor de toeslagjaren 2006 tot en met 2009, 2012 en 2015 onjuist zijn
    of dat de Belastingdienst/Toeslagen voor deze jaren institutioneel vooringenomen
    heeft gehandeld noch dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die
    toepassing van de hardheidscompensatie rechtvaardigen en dat er daarom geen
    aanleiding is voor compensatie. Ten aanzien van toeslagjaren 2010, 2011, 2013
    en 2014 is de compensatieregeling wel van toepassing.
  • Bij brief van 22 december 2022 is vorenstaand besluit genomen.
  • Bij brief van 10 januari 2023 heeft gemachtigde tegen vorenstaand besluit
    bezwaar gemaakt.
  • Op 11 oktober 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 19 november 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is
    bij dit advies gevoegd.
  • Op 27 november 2024 heeft UHT een aanvullende schriftelijke beschouwing
    ingediend.
  • Op 11 december 2024 heeft gemachtigde hierop gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Verzoek persoonlijk dossier
Deze procedure gaat over het bezwaar van belanghebbende tegen het bestreden besluit. Het verzoek om afgifte van het persoonlijk dossier maakt geen deel uit van dit besluit, zodat de Commissie alleen al om die reden niet over dit verzoek kan beslissen.

Afwijken forfaitaire vergoedingen
Belanghebbende heeft verzocht om af te wijken van de vastgestelde forfaitaire bedragen. De Commissie overweegt dat de Wht twee gescheiden compensatietrajecten kent. Zo bevat de Wht een (deels forfaitaire) compensatie voor een aantal limitatief opgesomde schadeposten en de hoogte daarvan. Dit is geregeld in de artikelen 2.2 en 2.3 van de Wht. Als een aanvrager van compensatie meer schade heeft geleden dan op grond hiervan wordt vergoed, kan om een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade worden verzocht. Dit is geregeld in artikel 2.1, derde lid, van de Wht. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat het een bewuste keuze van de wetgever is geweest om de procedure van compensatie en de aanvullende compensatie te scheiden. Gelet hierop adviseert de Commissie dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Artikel 19 Awir
Belanghebbende stelt dat B/T op grond van artikel 19 Awir destijds binnen een termijn
van negen maanden definitief had moeten beslissen over de KOT, maar dat niet heeft
gedaan. De Commissie is van oordeel dat het tijdsverloop niet tot de conclusie leidt dat er institutioneel vooringenomen is gehandeld.

Verrekeningen
Belanghebbende voert aan dat zij in aanmerking komt voor een compensatie van de
schade die zij heeft geleden als gevolg van de verrekeningen van de terugvorderingen
met de nadien toegekende toeslagen (waaronder de toegekende KOT). De B/T heeft bij
deze verrekeningen geen rekening gehouden met de beslagvrije voet.
De Commissie overweegt dat deze verrekeningen onderdeel zijn van de uitvoering die
aan de KOT is gegeven. De nu voorliggende procedure heeft alleen betrekking op de
toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke
schade. Als belanghebbende van mening is dat haar aanvullende compensatie voor de
werkelijke schade als gevolg van de verrekeningen toekomt, kan zij een verzoek daartoe indienen bij de Commissie Werkelijke Schade. Gelet hierop adviseert de Commissie dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Herbeoordeelde jaren
2006
Ten aanzien van het toeslagjaar 2006 is geen KOT teruggevorderd, zodat compensatie
niet aan de orde is.

2007 - 2014
De Commissie stelt vast dat in de schriftelijke reactie is aangegeven dat voor de
toeslagjaren 2007, 2008 en 2009 (alsnog) compensatie zal worden toegekend op basis
van hardheid. Voor toeslagjaar 2012 zal belanghebbende eveneens gecompenseerd
worden, maar dan op basis van institutionele vooringenomenheid. Voor de toeslagjaren 2010, 2011, 2013 en 2014 is belanghebbende gecompenseerd. De Commissie adviseert overeenkomstig te beslissen in de beslissing op bezwaar.

2015
Uit het dossier, nader toegelicht door UHT op de hoorzitting, blijkt dat op 21 februari
2015 en op 21 augustus 2015 door (of namens belanghebbende) is verzocht de KOT te
verlagen voor het jaar 2015. Als gevolg daarvan is de voorschotbeschikking voor 2015
verlaagd. De Commissie is dan ook van oordeel dat belanghebbende in zoverre niet
voldoet aan de vereisten voor compensatie. Het verzoek om compensatie voor het jaar
2015 is dus terecht afgewezen.

Hoogte van de KOT
De Commissie overweegt verder dat de Wht is bedoeld voor herstel van vooringenomen handelen, hardheid of een onterechte O/GS-kwalificatie en niet ziet op de herziening van definitieve KOT beschikkingen. Belanghebbende verzoekt onder meer om een aanpassing van de hoogte van de KOT over een aantal toeslagjaren zoals deze indertijd definitief zijn vastgesteld. Een beoordeling daarvan valt echter buiten de reikwijdte van de Wht. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

FSV en O/GS registratie
Belanghebbende stelt dat het onderzoek door UHT naar de FSV en O/GS registratie
onvolledig is geweest. De conclusie, aldus belanghebbende, is dat te simpel wordt
geconcludeerd dat deze onderzoeken deugdelijk zijn uitgevoerd. Anders dan
belanghebbende is de Commissie van oordeel dat deze in algemene bewoordingen
gestelde betwisting van de uitkomsten van het UHT onderzoek zonder concrete
onderbouwing niet kan worden gevolgd.

Juridische kosten
Belanghebbende verzoekt om de juridische kosten die zij destijds heeft gemaakt te
vergoeden. Volgens belanghebbende zijn deze niet meegenomen in de
compensatieberekening. De Commissie ziet in de stukken in het dossier geen
aanknopingspunten om aan te nemen dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van
professionele juridische bijstand. De Commissie volgt het standpunt van UHT en neemt hierbij in aanmerking dat het op de weg van belanghebbende lag om deze stelling aannemelijk te maken.

Vergoeding toeslagrente over gemiste KOT
In de schriftelijke reactie heeft UHT aangegeven dat component O van de
compensatieberekening onjuist is vastgesteld met betrekking tot toeslagjaar 2010. Onder verwijzing naar hetgeen daarover is opgemerkt in de schriftelijke reactie adviseert de Commissie om de rentevergoeding over de gemiste KOT betreffende het toeslagjaar 2010 opnieuw te berekenen bij de beslissing op bezwaar.

Immateriële schadevergoeding
Nu de rente over de gemiste KOT moet worden aangepast, en het bezwaar op dit punt
derhalve gegrond is, dient de vergoeding voor immateriële schade te worden
doorberekend tot aan de datum van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat de
hoogte van de vergoeding voor immateriële schade bij de beslissing op bezwaar opnieuw dient te worden vastgesteld.

Aanvullende vergoeding van 1 procent
Het advies van de Commissie om de vergoeding voor de rente over gemiste KOT en de
einddatum van de vergoeding voor immateriële schade aan te passen, leidt ertoe dat de aanvullende vergoeding van 1 procent in de beslissing op bezwaar over een hoger
subtotaal moet worden berekend dan het geval is in de definitieve compensatiebeschikking.

Proceskostenvergoeding
Gemachtigde heeft ten slotte een verzoek gedaan tot vergoeding van de kosten voor
rechtsbijstand. Omdat de bezwaren gedeeltelijk gegrond zijn en op onderdelen leiden tot herroeping van de bestreden beschikking, komt belanghebbende op grond van artikel 7:15, lid 2 Awb in aanmerking voor toekenning van een proceskostenvergoeding.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

  • het bezwaar tegen het besluit met het kenmerk (UHT-DCH) (gedeeltelijk) gegrondte verklaren en dat besluit te herroepen zoals hiervoor is aangegeven;
  • de overige bezwaren ongegrond te verklaren;
  • het verzoek om een proceskostenvergoeding te betalen te honoreren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter