Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-12758

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 22 maart 2023 (UHT-DCH)

Overdracht advies aan UHT: 23 oktober 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT
om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en de bestreden beschikking
van 22 maart 2023 met kenmerk UHT-DCH te herroepen. Voorts adviseert de
Commissie het verzoek voor een vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.

Onderwerp van advies

Op 22 maart 2023 heeft UHT met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen
(hierna: Wht) een beschikking genomen ten aanzien van belanghebbende:

In de beschikking met kenmerk UHT-DCH heeft UHT beslist dat belanghebbende
recht heeft op een definitieve compensatie van € 52.117,- voor de toeslagjaren 2007,
2008, 2009 en de maanden januari tot en met november van toeslagjaar 2011 op grond van vooringenomen handelen. Daarnaast heeft UHT aangegeven dat belanghebbende voor toeslagjaar 2010 geen recht heeft op compensatie.

Door de gemachtigde is namens belanghebbende tegen deze bovenstaande beschikking een bezwaarschrift ingediend.

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de
standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) bestemd.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 24 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van
    de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2007 tot en met 2011.
  • UHT heeft bij beschikking van 23 juni 2021 aan belanghebbende medegedeeld dat
    zij in aanmerking komt voor betaling van het forfaitair bedrag van € 30.000,-.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 10 februari 2023 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geadviseerd dat over toeslagjaar 2010 geen sprake is geweest van institutionele
    vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikking aan belanghebbende een compensatie
    toegekend voor een bedrag van € 52.117,- over de toeslagjaren 2007 tot en met
    2009 en de maanden januari tot en met november van het toeslagjaar 2011 op
    grond van vooringenomenheid.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 17 april 2023, ontvangen op 19 april 2023, tegen
    deze beschikking een bezwaarschrift ingediend. Gemachtigde heeft vervolgens op
    26 maart 2024 het bezwaarschrift aangevuld.
  • UHT heeft op 9 juli 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 26 september 2024 heeft gemachtigde per e-mail aangegeven dat wordt
    afgezien van de hoorzitting. Op grond van artikel 7:3, onderdeel c, van de
    Algemene wet bestuursrecht heeft er geen hoorzitting plaatsgevonden.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Gelet op hetgeen tegen de bestreden beschikking is aangevoerd zal de commissie
adviseren naar aanleiding van de navolgende bezwaren

Op de zaak betrekking hebbende stukken

Belanghebbende stelt dat het bezwaardossier onvolledig is en verzoekt om alle relevante stukken. De Commissie volgt dit standpunt van belanghebbende niet. De beschouwing en de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn op 29 augustus 2024 aan de gemachtigde van belanghebbende toegezonden. De Commissie heeft geen
aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat hier niet is voldaan aan de in artikel 7:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) neergelegde verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Compensatieberekening

De aan belanghebbende toegekende compensatie bestaat op grond van artikel 2.2 Wht uit verschillende componenten. De hoogte van die componenten is bepaald in artikel 2.3 Wht. In haar schriftelijke reactie heeft UHT die componenten en de hoogte hiervan concreet toegelicht en gecontroleerd. Daarbij is UHT tot de conclusie gekomen dat de bij de definitieve beschikking gemaakte compensatieberekening op een aantal onderdelen aangepast dient te worden.

Toeslagjaar 2007

UHT stelt zich op het standpunt dat component o (rentevergoeding gemiste KOT) niet
juist berekend is. Uit productie 70 van het dossier volgt dat de vergoeding vastgesteld
had dienen te worden op € 2.573,- in plaats van € 2.309,-.

Toeslagjaar 2008

UHT stelt zich op het standpunt dat component o (rentevergoeding gemiste KOT) niet
juist berekend is. Uit productie 71 van het dossier volgt dat de vergoeding vastgesteld
had dienen te worden op € 6.768,- in plaats van € 6.533,-.

Toeslagjaar 2009

UHT stelt zich op het standpunt dat component o (rentevergoeding gemiste KOT) niet
juist berekend is. Uit productie 72 van het dossier volgt dat de vergoeding vastgesteld
had dienen te worden op € 7.765,- in plaats van € 7.564,-.

Toeslagjaar 2011

UHT stelt zich op het standpunt dat onder component a (KOT vóór het onderzoek) een
verkeerd bedrag is opgenomen. Uit productie 58 volgt dat voor component a moet
worden uitgegaan van een bedrag van € 17.237,-, zoals vastgesteld bij
voorschotbeschikking van 9 december 2011. Voorts is component c (KOT die u niet hebt gekregen of die u moest terugbetalen, exclusief toeslagrente) ook onjuist vastgesteld.

Volgens productie 64 dient dit bedrag € 11.241,- te zijn. Component e (KOT die u niet
hebt gekregen of die u moest terugbetalen, inclusief toeslagrente) is eveneens onjuist en wordt vastgesteld op een bedrag van € 11.241,-.

Daarnaast is UHT van opvatting dat component m (vergoeding juridische hulp) en
component o (rentevergoeding gemiste KOT) niet juist is vastgesteld, dan wel berekend zijn. Ten aanzien van component m vermeldt UHT in de beschouwing dat zij alsnog een vergoeding van € 1.674,- toekent in verband met de aan belanghebbende verleende juridische bijstand bij een bezwaarschriftprocedure. De toekenning van 1 procespunt voor het ingediende bezwaarschrift komt de Commissie juist voor. In tegenstelling tot UHT adviseert de Commissie net als in eerdere zaken daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen. Met betrekking tot component o volgt uit productie 73 dat de vergoeding vastgesteld had dienen te worden op € 4.005,- in plaats van € 3.900,-. Bovendien leidt de wijziging van de grondslag van component e (van € 9.805 naar € 11.241) ertoe dat over het bedrag waarmee de grondslag is verhoogd (€ 1.436) de rentevergoeding wordt berekend tot de datum van de beslissing op bezwaar.

Gelet op het voorgaande acht de Commissie het bezwaar tegen de
compensatieberekening gegrond. De Commissie adviseert UHT om de
compensatieberekening aan te passen in lijn met haar beschouwing, met inachtneming van hetgeen overwogen door de Commissie ten aanzien van component m over toeslagjaar 2011.

Vergoeding van immateriële schade

Gelet op het voorgaande dient ook de vergoeding van immateriële schade berekend te
worden tot het moment van de beslissing op bezwaar.

Aanvullende vergoeding

De Commissie merkt op dat bovenstaande aanpassing tot gevolg heeft dat ook de
aanvullende vergoeding van 1% dient te worden doorberekend tot de datum van de
beslissing op bezwaar. De Commissie adviseert UHT om de compensatieberekening aan te passen op voornoemde punten.

Zorgvuldigheid- en motiveringsbeginsel

Aangezien de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, zoals volgt uit het
voorgaande, staat vast dat de totstandkoming onvoldoende zorgvuldig is geweest en de motivering bij beslissing op bezwaar moet worden verbeterd.

Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie gedeeltelijk gegrond is, en de
Commissie adviseert tot herroeping van de primaire beschikking van 22 maart 2023 met kenmerk UHT-DCH, adviseert de Commissie UHT de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van een procespunt (indienen van een bezwaarschrift). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen (wegingsfactor twee).

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie als volgt: het bezwaar tegen de beschikking van 22 maart 2023 met kenmerk UHT-DCH deels gegrond te verklaren en deze beschikking te herroepen;

  • de compensatieberekening aan te passen conform bovenstaande
    overwegingen;
  • het bezwaar voor het overige ongegrond te verklaren;
  • een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand in deze
    bezwaarprocedure.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter