Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-13057

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 9 februari 2023 met kenmerk UHT-DCHA

Ontvangst bezwaarschrift: n.v.t.

Hoorzitting: 10 oktober 2024

Overdracht advies aan UHT: 27 november 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
de bezwaren in de onderhavige zaak ongegrond te verklaren en het bestreden
besluit met kenmerk UHT-DCHA in stand te laten. Tevens adviseert de
Commissie het verzoek om vergoeding van de proceskosten af te wijzen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 8 februari 2023 met kenmerk UHT-DCHA.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) geen compensatie toegekend voor de toeslagjaren 2011 tot en met 2016.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 10 juni 2021 telefonisch een herbeoordelingsverzoek
    ingediend voor de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2011
    tot en met 2016.
  • Bij beschikking van 13 mei 2022 met kenmerk UHT CHR GU heeft UHT aan
    belanghebbende medegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een forfaitair
    compensatiebedrag van € 30.000 ingevolge de Catshuisregeling, maar dat de
    herbeoordeling nog niet klaar is.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 27 januari 2023 aan UHT verstuurd. CvW heeft - kort
    samengevat - geoordeeld dat belanghebbende over de toeslagjaren 2011 tot en
    met 2016 niet in aanmerking komt voor compensatie op basis van vooringenomen
    handelen of hardheid van het stelsel.
  • Bij beschikking van 8 februari 2023 met kenmerk UHT-DCHA heeft UHT aan
    belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op een compensatiebedrag
    over de toeslagjaren 2011 tot en met 2016.
  • Bij brief van 20 maart 2023 heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de
    beschikking van 8 februari 2023 met kenmerk UHT-DCHA. De ontvangst hiervan
    is door UHT op 29 maart 2023 bevestigd.
  • UHT heeft op 2 maart 2024 schriftelijk gereageerd op de bezwaren van
    belanghebbende.
  • Op 10 oktober 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in
    aanwezigheid van partijen.
  • UHT heeft op 31 oktober 2024 een aanvullende beschouwing ingediend.
  • Gemachtigde heeft op 8 november 2024 gereageerd op de aanvullende
    beschouwing.
  • De Commissie heeft de bezwaren behandeld en het hiernavolgende advies opgesteld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming af te wijzen.


Motivering en verzoek om stukken

Belanghebbende voert aan dat niet inzichtelijk is gemaakt hoe UHT tot afwijzing van
compensatie over de toeslagjaren 2011 tot en met 2016 is gekomen. Omdat
belanghebbende niet het volledige persoonlijk dossier heeft ontvangen en daarom het
besluit niet kan controleren, betwist zij dat de afwijzing van compensatie juist is. Het
besluit zou hierom onvoldoende gemotiveerd tot stand zijn gekomen. Belanghebbende verzoekt daarnaast om de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC) en het informatie- en beoordelingsformulier over te leggen.


De Commissie deelt het standpunt van UHT ten aanzien van de motivering van het
besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek.
Weliswaar heeft UHT de berekeningen in de bestreden beslissing niet voldoende
toegelicht. Dit impliceert echter niet dat van een gebrekkige motivering dan wel
onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat door middel van het
indienen van het schriftelijke verweer en een uitgebreide uitleg aan de hand van de LIC-overzichten en overige producties voldoende is onderbouwd hoe UHT in het bestreden besluit tot de afwijzing van compensatie over de toeslagjaren 2011 tot en met 2016 is gekomen. Daarnaast merkt de Commissie op dat UHT aan het verzoek van
belanghebbende heeft voldaan door de LIC-overzichten en het informatie- en
beoordelingsformulier in het bezwaardossier op te nemen. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.


Artikel 6 EVRM, recht op een eerlijk proces

Belanghebbende voert aan dat geen sprake is van ‘equality of arms’, zoals opgenomen in artikel 6 van het EVRM, omdat zij niet de beschikking heeft over zijn volledige dossier. De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 Awb. Voor de procedure bij de Commissie gelden de processuele waarborgen van de Awb. Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Deze stukken heeft belanghebbende in de vorm van een bezwaardossier op 20 maart 2024 ontvangen en zij heeft de gelegenheid gekregen - en daarvan gebruik gemaakt - om haar standpunt uiteen te zetten. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.


Beslagvrije voet
Belanghebbende stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) in de toeslagjaren 2011 tot en met 2016 geen rekening heeft gehouden met haar beslagvrije voet en dat daarom sprake is van hardheid van het stelsel. UHT stelt dat B/T bij verrekeningen van KOT geen rekening hoeft te houden met de beslagvrije voet, nu KOT niet wordt beschouwd als inkomensondersteuning, maar is bedoeld als bevordering van de arbeidsparticipatie.


De Commissie overweegt dat de KOT in artikel 475c sub j van het Wetboek van
Rechtsvordering expliciet is uitgesloten van de beslagvrije voet. De vraag of, en in
hoeverre, rekening is gehouden met de beslagvrije voet bij verrekeningen met andere
toeslagen, valt buiten de reikwijdte van de begrippen vooringenomen handelen en
hardheid van het stelsel binnen het kader van de Wht en daarmee buiten de reikwijdte
van de huidige bezwaarprocedure. De Commissie is van oordeel dat in dit geval niet is
gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot de conclusie dat sprake is van
hardheid van het stelsel. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.


Toeslagjaar 2011
Belanghebbende stelt dat zij over toeslagjaar 2011 recht heeft op compensatie. Zij stelt dat B/T destijds geen uitvraagbrieven heeft verzonden en dat hierdoor sprake is van vooringenomenheid. Daarnaast volgt uit de jaaropgave dat over de maanden oktober tot en met december 2011 kinderopvang is afgenomen, terwijl bij het antwoordformulier een factuur over de maanden september en november 2011 is gevoegd. Belanghebbende betwist dat zij de KOT over toeslagjaar 2011 zelf heeft stopgezet. Zij heeft een voorschotbeschikking met nihilstelling over toeslagjaar 2011 van 17 september 2011 in het geding gebracht, waaruit volgens belanghebbende een stopzetting over toeslagjaar 2011 volgt.


UHT stelt dat sprake is geweest van een reguliere bijstelling op basis van gegevens die
destijds door belanghebbende zijn aangeleverd. B/T heeft het recht op KOT over
toeslagjaar 2011 vastgesteld aan de hand van de gegevens in de jaaropgave. Ook stelt
UHT dat over dit toeslagjaar geen stopzetting heeft plaatsgevonden, alleen een reguliere bijstelling. De Commissie kan belanghebbende volgen dat wel sprake is geweest van een stopzetting, nu de KOT op 17 september 2011 op nihil is beschikt. Belanghebbende heeft vervolgens om een herziening gevraagd en de KOT is per voorschotbeschikking van 28 september 2011 opnieuw toegekend. De Commissie deelt het standpunt van UHT dat het recht op KOT over toeslagjaar 2011 terecht is vastgesteld op basis van de periode die in de na afloop van dit toeslagjaar vastgestelde jaaropgave is genoemd. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.


Stopzettingen KOT over toeslagjaren 2012, 2013 en 2016

Belanghebbende stelt dat zij de KOT over de toeslagjaren 2012, 2013 en 2016 niet zelf
heeft stopgezet. Ter ondersteuning van dit punt heeft zij een weergave van DUO in het
geding gebracht, waaruit volgt dat zij in deze jaren behoorde tot de doelgroep van de
KOT. Belanghebbende verzoekt om een uittreksel van het ‘Heidi’-systeem over
toeslagjaar 2013 en 2016.


De KOT over toeslagjaar 2012 is volgens UHT neerwaarts bijgesteld op basis van
gegevens die B/T heeft ontvangen van de kinderopvanginstelling. Uit deze gegevens
volgt dat belanghebbende opvang heeft afgenomen vanaf 1 januari 2012 tot en met 5
augustus 2012.


Met betrekking tot toeslagjaar 2013 heeft UHT de stopzetting van belanghebbende per 1 augustus 2013 in het geding gebracht. Belanghebbende heeft deze stopzetting op 4 september 2013 doorgegeven.


De KOT over toeslagjaar 2016 is op 16 februari 2016 door belanghebbende stopgezet per 1 maart 2016. UHT heeft ook deze stopzetting in het geding gebracht.


De Commissie deelt het standpunt van UHT dat de KOT over toeslagjaar 2012 neerwaarts is bijgesteld op basis van gegevens in de jaaropgave van de kinderopvanginstelling en dat de KOT over de toeslagjaren 2013 en 2016 is stopgezet door belanghebbende. Naar het oordeel van de Commissie zijn de uittreksels van het ‘Heidi’-systeem niet noodzakelijk voor de onderbouwing van deze standpunten. De Commissie ziet, net als UHT, geen aanwijzingen om vooringenomenheid over de toeslagjaren 2012, 2013 en 2016 aan te nemen en compensatie toe te kennen. De Commissie adviseert het bezwaar op deze punten ongegrond te verklaren.


Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie ongegrond is en het bestreden
besluit in stand kan blijven, adviseert de Commissie om het verzoek om een
proceskostenvergoeding in deze bezwaarprocedure af te wijzen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar, gericht tegen de beschikking van 9 februari 2023 met kenmerk UHT-DCHA, ongegrond te verklaren en het verzoek om een proceskostenvergoeding af te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter