Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-11599

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 23 december 2022 (UHT-DCH)

Ontvangst bezwaarschrift B/T: 1 februari 2023

Hoorzitting: 5 september 2024

Overdracht advies aan UHT: 3 oktober 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT de
beschikking met kenmerk UHT-DCH ongegrond te verklaren, het bestreden
besluit ongewijzigd in stand te laten en een vergoeding van de proceskosten af
te wijzen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende op 1 februari 2023 ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT op 23 december 2022 genomen definitieve beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag, (hierna: KOT), met kenmerk: UHT-DCH.

Met toepassing van de Wet houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie
toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) is belanghebbende bij
voornoemde beschikking medegedeeld dat zij over de toeslagjaren 2012 en 2013 een
definitief compensatiebedrag van € 28.925 toegekend krijgt. De
Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die periode namelijk fouten gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op 6 mei 2021 aangemeld voor een herbeoordeling over
    de toeslagjaren 2012 en 2013.
  • Bij brief van 8 mei 2021 (UHT-B DMB2) heeft UHT belanghebbende geïnformeerd dat zij in aanmerking komt voor de betaling van € 30.000 op grond van de
    Catshuisregeling.
  • De voorlopige zienswijze van UHT is dat over de toeslagjaren 2012 en 2013 recht
    bestaat op compensatie vanwege institutionele vooringenomenheid.
  • Bij Vooraankondiging compensatie KOT van 25 oktober 2022 (UHT- VC I) heeft UHT
    belanghebbende een voorlopige compensatie van € 28.831 toegekend.
  • Bij Definitieve beschikking herbeoordeling KOT van 24 januari 2023 (UHT-DCH) is
    aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag toegekend van € 28.925.
    Omdat belanghebbende reeds een bedrag van € 30.00 had ontvangen, kreeg zij
    geen aanvullend bedrag betaald.
  • Bij brief van 1 februari 2023 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de
    beschikking met kenmerk UHT-DCH. Bij brief van 9 februari 2023 heeft UHT de
    ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd.
  • Op 22 augustus 2023 heeft UHT vermeld dat beroep is ingesteld wegens het niet
    tijdig beslissen op het bezwaar.
  • Op 9 januari 2024 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van
    belanghebbende
  • Op 5 september 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
    een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter], [commissielid] en [commissielid], heeft het bezwaar behandeld en het navolgende advies uitgebracht.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Motivering van het besluit
Belanghebbende stelt dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid en onderbouwd.
Belanghebbende kan – zonder over de onderliggende stukken, waaronder het persoonlijk dossier, te beschikken – niet controleren of zij inderdaad slechts aanspraak heeft op € 30.000 compensatie. Ook kan belanghebbende niet nagaan hoe UHT tot een afwijzing over bepaalde toeslagjaren is gekomen.

De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. In de beschikking met kenmerk UHT-DCH is aan de hand van een
compensatieberekening en een uitgebreide toelichting per toeslagjaar toegelicht hoe is gekomen tot het compensatiebedrag van € 28.925 over de toeslagjaren 2012 en 2013. In aanvulling hierop heeft UHT de bestreden besluiten nader onderbouwd door middel van het indienen van een schriftelijk verweer en een uitgebreide uitleg met behulp van onder meer het Informatie- en beoordelingsformulier en de betaal- en
verrekenoverzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: het LIC). Het bestreden
besluit is volgens de Commissie zorgvuldig voorbereid en gemotiveerd, zodat zij
adviseert het bezwaar op dit onderdeel ongegrond te verklaren.

Recht op een eerlijk proces / equality of arms
Volgens belanghebbende zou geen sprake zijn van ‘equality of arms’ in de zin van artikel 6 EVRM, omdat belanghebbende niet over een volledig dossier over haar persoon beschikt(e) en UHT wel. Belanghebbende zou daarom in haar procesbelang zijn geschaad. De Commissie overweegt hierover het volgende.

De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op
bezwaar van UHT, zoals volgt op de adviezen van de Commissie, kan een
belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.

Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht heeft een
belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften
van de op de zaak betrekking hebbende stukken. De Commissie constateert dat het BIP-dossier op 5 oktober 2023 aan de gemachtigde is verzonden. De schriftelijke reactie met de bijbehorende producties, waaronder ook de betaal- en verrekenoverzichten van het LIC, zijn op 22 februari 2024 aan gemachtigde toegezonden. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit en gelegenheid gehad om daarop te reageren.

Gelet hierop heeft de Commissie geen aanknopingspunten kunnen vinden om te komen tot het oordeel dat niet is voldaan aan de vereisten uit de Awb. De Commissie volgt daarom belanghebbende niet in haar stelling dat het beginsel van ‘equality of arms’ geschonden zou zijn. Zij adviseert daarom tot ongegrondverklaring van dit bezwaar.

Persoonlijk verhaal
Belanghebbende stelt dat bij de beoordeling geen rekening is gehouden met haar
persoonlijke verhaal. Daardoor is UHT volgens belanghebbende niet tot een deugdelijke beoordeling gekomen.

Volgens UHT blijkt uit het Informatie- en beoordelingsformulier (hierna IB formulier) dat de persoonlijk zaakbehandelaar de situatie van belanghebbende in kaart heeft gebracht en per toeslagjaar uiteen heeft gezet in een tijdlijn. Vervolgens heeft de persoonlijk zaakbehandelaar daarop zijn visie gegeven, welke verwerkt is in de daaropvolgende beschikking. UHT stelt dat de bestreden beschikking zorgvuldig, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende, is voorbereid.

De Commissie kan UHT in dit standpunt volgen. In onderdeel D van het IB formulier is
het verhaal van de ouder – zoals opgenomen in bijlage 2 bij het bezwaarschrift -
opgetekend. Vervolgens heeft op basis hiervan, in samenhang bekeken met de in de
systemen opgenomen stukken zoals vermeld in de tijdlijn (onderdeel E van het IB
formulier), een beoordeling plaatsgevonden. Deze beoordeling heeft ertoe geleid dat aan belanghebbende een compensatiebedrag is toegekend. De Commissie volgt UHT in de conclusie dat het bestreden besluit zorgvuldig is voorbereid en deugdelijk is onderbouwd. Zij adviseert daarom tot ongegrondverklaring van dit bezwaar.

Toeslagjaar 2013
Belanghebbende stelt dat zij over het toeslagjaar 2013 een halve maand aan
compensatie is misgelopen (de periode van 24 januari 2013 tot en met 15 februari
2013). Volgens belanghebbende zou zij ook over deze periode volledig gecompenseerd moeten worden.

UHT stelt zich op het standpunt dat belanghebbende de KOT met ingang van 24 januari 2013 heeft stopgezet. UHT is bovendien niet bevoegd beschikkingen uit het verleden te herzien en de KOT over deze periode opnieuw te berekenen. UHT heeft tot taak de herstelregelingen toe te passen.

De Commissie overweegt dat de neerwaartse correctie over het toeslagjaar 2013
(van € 13.500 naar € 835) het gevolg is geweest van de stopzetting van de KOT door
belanghebbende. Het betreft derhalve een reguliere wijziging. Deze bijstelling is conform de wet uitgevoerd. Met betrekking tot de nihilstelling in de definitieve beschikking 21 augustus 2013 is door UHT reeds erkend dat deze het gevolg is geweest van institutioneel vooringenomen handelen. Belanghebbende is hiervoor bij het bestreden besluit gecompenseerd. UHT heeft voor de berekening van de hoogte van de compensatie aansluiting gezocht bij de destijds afgegeven definitieve beschikking KOT over 2013.

De Commissie constateert dat de Wht is bedoeld voor herstel van vooringenomen
handelen, hardheid of een onterechte O/GS-kwalificatie en niet ziet op de herziening van definitieve KOT beschikkingen. Belanghebbende verzoekt feitelijk om een aanpassing van de hoogte van de KOT over het toeslagjaar 2013 zoals deze indertijd definitief is vastgesteld. Een beoordeling daarvan valt dus buiten de reikwijdte van de Wht. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Overschrijding redelijke termijn
Belanghebbende voert aan dat zij aanspraak maakt op een vergoeding van € 500 aan
immateriële schadevergoeding wegens de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van haar bezwaar. Zij beroept zich daarbij op artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (hierna EVRM).
De Commissie overweegt hierover het volgende. De bescherming tegen overschrijding
van de redelijke termijn geldt als uitgangspunt voor de afdoening van bestuursrechtelijke geschillen die bestaan uit een bezwaarprocedure en een of meer rechterlijke instanties. Hierbij zijn termijnen gesteld waarbinnen de bezwaar- en beroepsfase evenals een eventueel hoger beroep dienen te zijn afgerond. Wordt deze termijn overschreden, dan kan vergoeding door de overheid van een (immateriële) schadevergoeding aan de orde zijn. De redelijke termijn vangt aan met de indiening van een bezwaarschrift en eindigt op het moment dat het geschil door de rechter wordt afgedaan (ABRvS 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188, onderdeel 4.3 en 4.5). Omdat de Commissie op dit moment nog niet kan beoordelen of de redelijke termijn wordt overschreden, kan zij over dit verzoek om schadevergoeding in deze fase van de procedure geen inhoudelijk standpunt innemen.

Griffierechten
Belanghebbende meent dat ook de griffierechten betrokken dienen te worden in de
herstelregelingen. UHT stelt zich op het standpunt dat de herstelregelingen forfaitair zijn opgebouwd en dat de griffiekosten daar buitenvallen.

De Commissie volgt UHT in dit standpunt. Het in het bestreden besluit toegekende
compensatiebedrag is berekend op basis van de forfaitaire vergoedingen uit de Wht
(eerste toets en integrale beoordeling). Nu de griffiekosten hier geen onderdeel van
uitmaken, komen deze kosten niet voor compensatie binnen de onderhavige regeling in aanmerking. De Commissie wijst belanghebbende er op dat de Wht ook voorziet in vergoeding van de daadwerkelijke (im)materiële schade. Belanghebbende kan daartoe, conform hetgeen is bepaald in artikel 2.6, lid 3, Wht, een verzoek indienen bij de Commissie Werkelijke Schade.

Compensatieberekening
Belanghebbende stelt dat zij de compensatieberekening (meer specifiek de componenten d, i en o) niet heeft kunnen controleren door het ontbreken van onderliggende stukken. Hetzelfde geldt voor de aanvangsdatum van de vergoeding voor immateriële schade en de rentevergoeding over de gemiste KOT. Zij meent dat de periode waarover immateriële schade wordt vergoed bovendien dient door te lopen tot het moment van de beslissing op bezwaar.

De Commissie stelt vast dat belanghebbende als onderdeel van het bestreden besluit een toelichting bij de berekening van het compensatiebedrag KOT heeft ontvangen. Ook heeft belanghebbende een per component en toeslagjaar (2012 en 2013) uitgesplitste compensatieberekening ontvangen. In aanvulling hierop heeft belanghebbende op 5 oktober 2023 een BIP-dossier ontvangen, alsmede een schriftelijk verweer en een uitgebreide uitleg met behulp van onder meer het IB formulier en de LIC overzichten. Belanghebbende kan de compensatieberekening aan de hand van al deze stukken controleren. Omdat belanghebbende stelde dat de compensatieberekening, voor zover die voor haar op basis van de beschikbare stukken te controleren viel, niet correct was, heeft UHT de compensatieberekening bovendien opnieuw uitgevoerd. Deze compensatieberekening is als bijlage bij de schriftelijke reactie gevoegd.

Het opnieuw uitvoeren van de compensatieberekening leidt naar het oordeel van de
Commissie niet tot een herroeping van het bestreden besluit. Uit de (nieuwe)
compensatieberekening volgt dat de in de bestreden beschikking opgenomen bedragen juist zijn met uitzondering van de bedragen opgenomen onder component o
(rentevergoeding gemiste KOT), die in de nieuwe berekening lager uitvallen dan in de
compensatieberekening gehecht aan de bestreden beschikking. UHT heeft gesteld ter
zake van component o de oude, voor belanghebbende gunstigere, bedragen te
handhaven in de beschikking op bezwaar. Dat leidt tot de conclusie dat het bezwaar
ongegrond is.

Nu er geen aanleiding is de compensatieberekening te herzien, bestaat er evenmin
aanleiding de vergoeding van immateriële schade te laten doorlopen tot de datum van de beslissing op bezwaar. Evenmin is er aanleiding de aanvullende vergoeding van 1 %
opnieuw te berekenen. De Commissie adviseert tot ongegrondverklaring van dit bezwaar.

Vergoeding van de proceskosten
Gemachtigde heeft ten slotte een verzoek gedaan tot vergoeding van de kosten voor
rechtsbijstand. Omdat de bezwaren ongegrond zijn en niet leiden tot herroeping van het bestreden besluit, komt belanghebbende niet in aanmerking voor toekenning van een proceskostenvergoeding op grond van artikel 7:15 lid 2 Awb.

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie UHT om:

  • de bezwaren tegen de beschikking van 23 december 2022 met kenmerk UHTDCH
    ongegrond te verklaren;
  • het bestreden besluit ongewijzigd in stand te laten;
  • het verzoek om vergoeding van de proceskosten van deze procedure af te
    wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter