Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2023-11593

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 13 januari 2023 (UHT-DCH)

Ontvangst bezwaarschrift: 1 februari 2023

Hoorzitting: 1 augustus 2024

Overdracht advies aan UHT: 29 oktober 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar in de onderhavige zaak gedeeltelijk gegrond te verklaren, het
bestreden besluit op onderdelen te herroepen, een nieuw besluit te nemen met
inachtneming van dit advies en aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende op 1 februari 2023 ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 31 januari 2023 met kenmerk UHT-DCH, betreffende de definitieve beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).

Met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) is belanghebbende
bij voornoemde beschikking van 13 november 2023 medegedeeld dat zij in aanmerking komt voor compensatie wegens vooringenomen handelen over de toeslagjaren 2012 en 2015 en dat zij over de toeslagjaren 2013, 2014, 2016, 2017 en 2018 geen recht heeft op compensatie.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 26 mei 2021 een herbeoordelingsverzoek ingediend
    voor de KOT over de toeslagjaren 2015 tot en met 2018. Op verzoek van
    gemachtigde en in overleg met belanghebbende zijn de jaren, die herbeoordeeld
    moesten worden uitgebreid tot de jaren 2012 tot en met 2018.
  • Bij beschikking van 18 mei 2022 (kenmerk UHT-B DMB2) heeft UHT
    belanghebbende geïnformeerd dat zij op basis van de eerste toets het forfaitaire
    bedrag van € 30.000 uitbetaald krijgt.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 4 november 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geadviseerd dat over de jaren 2013, 2014, 2016, 2017 en 2018 geen sprake is
    geweest van institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden.
  • Bij vooraankondiging herbeoordeling KOT van 20 december 2022 (kenmerk UHT-VCH) is belanghebbende medegedeeld dat er in het verleden met betrekking tot
    de toeslagjaren 2012 en 2015 fouten zijn gemaakt en dat belanghebbende recht
    heeft op een voorlopig compensatiebedrag van € 38.587. Omdat het bedrag hoger
    is dan het reeds toegekende bedrag, krijgt belanghebbende een aanvullend
    bedrag van € 8.587 uitbetaald.
  • Bij definitieve beschikking compensatie KOT van 31 januari 2023 (kenmerk UHT-DCH) is het definitieve compensatiebedrag voor wat de toeslagjaren 2012 en
    2015 vastgesteld op € 38.810. Omdat het definitieve bedrag hoger is dan het
    reeds toegekende voorlopige compensatiebedrag van € 38.587, krijgt
    belanghebbende een aanvullend bedrag van € 223 uitbetaald. In de beschikking is
    voorts vermeld dat belanghebbende over de toeslagjaren 2013, 2014, 2016, 2017
    en 2018 geen recht op compensatie heeft.
  • Bij brief van 1 februari 2023 heeft gemachtigde namens belanghebbende bezwaar
    gemaakt tegen voornoemde beschikking met kenmerk UHT-DCH.
  • Bij e-mail van 8 september 2023 heeft UHT aan belanghebbende kenbaar
    gemaakt dat de rechtbank het namens belanghebbende ingestelde beroep wegens
    het niet tijdig beslissen op bezwaar in behandeling heeft genomen.
  • Bij brief van 25 september 2023 heeft gemachtigde namens belanghebbende een
    aanvullend bezwaarschrift ingediend.
  • Op 19 december 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden
    van belanghebbende.
  • Op 1 augustus 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in
    aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • Op 14 augustus 2024 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de aanvullende
    bezwaargronden van belanghebbende van 25 september 2023 en het besprokene
    tijdens de hoorzitting.
  • Op 5 en 21 september 2024 heeft gemachtigde per e-mail op de schriftelijke
    reactie van UHT gereageerd.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter], [commissielid] en [commissielid], heeft het bezwaar behandeld en het navolgende advies uitgebracht.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Juridisch vergoeding toeslagjaar 2012
Belanghebbende voert aan dat ten onrechte geen vergoeding is toegekend voor de
juridische hulp die zij heeft ontvangen met betrekking tot KOT-problemen over
toeslagjaar 2012 gemaakt.

Belanghebbende heeft op 31 augustus 2012 door middel van een advocaat bezwaar
gemaakt tegen de beschikking van 21 juli 2012. Belanghebbende heeft hiervoor kosten gemaakt. De Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft dit bezwaar op 10 september 2012 ontvangen. De Commissie kan UHT volgen in haar uitleg waaruit blijkt dat belanghebbende inderdaad recht heeft op € 1.674 vergoeding. De Commissie adviseert gelet hierop het bezwaar ten aanzien van dit gedeelte gegrond te verklaren en de vergoeding toe te kennen.

Toeslagjaar 2013
Het standpunt van belanghebbende is dat zij ook over het toeslagjaar 2013 dient te
worden gecompenseerd. Zij meent dat sprake is van vooringenomenheid of hardheid. De verlaging van de opvanguren, die geleid heeft tot een neerwaartse bijstelling, is niet door belanghebbende zelf doorgevoerd, maar ambtshalve door B/T. Het is volgens
belanghebbende volstrekt onaannemelijk dat zij zelf de opvanguren zou hebben
verlaagd, wetende dat zij meer uren kinderopvang afnam dan conform de wijziging
werden doorgegeven.

UHT heeft in haar schriftelijke reactie van 19 december 2023 erkend dat belanghebbende over 2013 vooringenomen is behandeld en toegezegd dat zij over dat jaar zou worden gecompenseerd. UHT heeft ook een berekening in het geding gebracht van het bedrag aan compensatie waar belanghebbende over dat jaar recht op heeft. Tijdens de hoorzitting heeft UHT echter gesteld dat zij bij nader inzien van oordeel is dat belanghebbende over 2013 niet vooringenomen is behandeld maar dat UHT haar toezegging in de schriftelijke reactie om belanghebbende te compenseren gestand zal doen.

De Commissie adviseert UHT, gelet op het hiervoor overwogene, het bezwaar gegrond te verklaren en belanghebbende over het toeslagjaar 2013 te compenseren overeenkomstig de door UHT in het geding gebrachte berekening tegen de hoogte waarvan belanghebbende geen bezwaar heeft gemaakt.

Toeslagjaar 2014
Belanghebbende heeft gesteld dat het aantal uren dat zij gewerkt zou hebben in 2014 “te rond” is (1000 uur) en heeft gevraagd om bewijsstukken waaruit blijkt dat dit aantal correct is. Voorts heeft belanghebbende aangevoerd dat over het toeslagjaar 2014 sprake is geweest van strijdigheid met het vertrouwensbeginsel. Door B/T is in een brief aan belanghebbende van 23 november 2017 het vertrouwen gewekt dat niet tot terugvordering van het resterende nog openstaand bedrag aan terug te betalen KOT, zoals blijkt uit het LIC-overzicht d.d. 21 november 2017, zou worden overgegaan.
Naderhand heeft in juli en september 2019 alsnog verrekening op deze (terug)vordering plaatsgevonden.

UHT stelt dat in het toeslagjaar 2014 geen fouten zijn gemaakt en dat geen sprake was
van een schending van het vertrouwensbeginsel.

De Commissie is van oordeel dat uit de overgelegde informatie van het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) blijkt dat belanghebbende in 2014 1000 uren heeft gewerkt. De Commissie ziet geen reden aan de juistheid van deze gegevens te twijfelen. Belanghebbende had daarom recht op KOT over 700 uur (70 procent van de werkuren) KOT in het toeslagjaar 2014, het aantal uren dat haar is toegekend en uitbetaald. Geen sprake is derhalve geweest van vooringenomen handelen door B/T of van hardheid van het stelsel.

Met betrekking tot het aangevoerde bezwaar dat in strijd is gehandeld met het
vertrouwensbeginsel merkt de Commissie op dat in de brief van B/T van 23 november
2017 weliswaar staat dat B/T afziet van verdere invorderingsmaatregelen ter zake van de nog resterende terugbetalingsvordering maar ook dat die vordering wel verrekend zal worden met “eenmalige teruggaven van uw toeslagen en eenmalige teruggaven
inkomstenbelasting”. Dat laatste heeft B/T gedaan. De Commissie acht het bezwaar op
dit punt ongegrond.

O/GS kwalificatie toeslagjaar 2014
Belanghebbende stelt dat zij over het toeslagjaar 2014 in aanmerking komt voor een
tegemoetkoming wegens het niet instemmen met een persoonlijke betalingsregeling.
UHT heeft na de hoorzitting een aanvullende controle op de aanwezigheid van de
kwalificatie opzet/grove schuld (hierna: O/GS) uitgevoerd over het toeslagjaar 2014.
UHT heeft bij het LIC nagevraagd of belanghebbende in het verleden een onterechte
kwalificatie O/GS heeft gekregen. Uit het antwoord van het LIC blijkt volgens UHT dat in voornoemd toeslagjaar geen sprake is geweest van een onterechte O/GS-kwalificatie. Daarmee staat naar het oordeel van de Commissie genoegzaam vast dat
belanghebbende niet in aanmerking komt voor een O/GS tegemoetkoming over 2014. De Commissie adviseert dit bezwaar af te wijzen.

Juridische vergoeding toeslagjaar 2015
Belanghebbende voert aan dat ten onrechte geen vergoeding is toegekend voor de
juridische hulp die zij heeft ontvangen over toeslagjaar 2015. Belanghebbende heeft op 29 januari 2016 bezwaar ingediend en hier kosten voor gemaakt. De Commissie is van oordeel dat in dit toeslagjaar geen sprake is geweest van juridische kosten ter zake van door een derde beroepsmatig verleende - en aan belanghebbende in rekening gebrachte rechtsbijstand met betrekking tot de destijds gevoerde procedure. Belanghebbende voldoet niet aan de eisen zoals genoemd in artikel 2.3 lid 6 Wht aangezien belanghebbende, naar UHT onweersproken heeft gesteld, zelf bezwaar heeft gemaakt en zelf de procedure heeft gevoerd, De Commissie adviseert dit gedeelte van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Compensatieberekening toeslagjaren 2012 en 2015
Belanghebbende stelt zich niet te kunnen vinden in de hoogte van het toegekende
compensatiebedrag over de toeslagjaren 2012 en 2015 zoals vastgesteld in de definitieve beschikking van 31 januari 2023 met kenmerk UHT-DCH. Belanghebbende is van mening dat de compensatieberekening, voor zover die op basis van de beschikbare stukken te controleren valt, niet correct is. Zij betwist meer concreet component o (rentevergoeding gemiste KOT). UHT heeft in haar aanvullende schriftelijke beschouwing toegelicht dat bij de berekening van de rentevergoeding gemiste KOT over de toeslagjaren 2012 en 2015 uit is gegaan van verkeerde startdata. Dit had 1 juli 2013 respectievelijk 1 juli 2016 moeten zijn. Herberekening van de rentevergoedingen uitgaande van de juiste startdata heeft geleid tot lagere bedragen dan toegekend. € 7.851 in plaats van € 8.456 voor 2012 en € 3.713 in plaats van € 4.612 voor 2015. De Commissie adviseert, gezien het verbod op reformatio in peius, de berekening van de rentevergoedingen over gemiste KOT in stand te laten. Omdat belanghebbende niet heeft geconcretiseerd welke andere componenten onjuist zouden zijn berekend adviseert de Commissie het bezwaar op dit
punt ongegrond verklaren.

Immateriële schadevergoeding
UHT heeft in haar schriftelijke beschouwing toegelicht dat bij de berekening van de
vergoeding voor immateriële schade is uitgegaan van een verkeerde startdatum. Bij de
berekening is 7 juni 2012 als startdatum gehanteerd, terwijl de datum van de eerste
neerwaartse correctiebesluit 21 juli 2012 is. Het aanpassen van de ingangsdatum naar
(de latere datum) 21 juli 2012 zou echter niet leiden tot een hoger bedrag aan
immateriële schadevergoeding. In de beschikking is voorts vermeld dat belanghebbende over de toeslagjaren 2013, 2014, 2016, 2017 en 2018 geen recht op compensatie heeft. Het bezwaar is ongegrond.

Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie gedeeltelijk gegrond is en het
bestreden besluit UHT-DCH dient te worden herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek om een proceskostenvergoeding in deze bezwaarprocedure toe te wijzen.

    Conclusie

    Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om:

    • het bezwaar tegen de beschikking van 13 januari 2023, met kenmerk UHT-DCH,
      gedeeltelijk gegrond te verklaren,
    • het bestreden besluit te herroepen, de compensatie opnieuw te berekenen en ook
      alle, ingevolge de Wht daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te
      berekenen met inachtneming van dit advies;
    • het bezwaar voor het overige ongegrond te verklaren;
    • het verzoek om vergoeding van de proceskosten van deze procedure toe te
      wijzen.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter