BAC 2023-11547
Publicatiedatum 17-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 21 december 2022 (UHT-DCHA)
Hoorzitting: 22 oktober 2024 om 14:00 uur
Overdracht advies aan UHT: 31 december 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaarschrift gericht tegen het besluit van 21 december 2022 met kenmerk UHT-DCHA ongegrond te verklaren. Tevens adviseert de Commissie geen proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediend bezwaarschrift wordt geacht te zijn gericht tegen het volgende door UHT genomen besluit:
De beschikking van 21 december 2022 met kenmerk UHT-DCHA, waarin UHT heeft
beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2011. De reden hiervoor is dat Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) geen fouten heeft gemaakt bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) dan wel de regels voor de KOT te streng heeft toegepast over deze toeslagjaren.
Procesverloop
- Op 6 mei 2021 heeft belanghebbende verzocht om een herbeoordeling van de KOT
voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2010. Het verzoek om herbeoordeling is
uitgebreid met het jaar 2011. - Bij beschikking van 8 mei 2021 heeft UHT belanghebbende geïnformeerd dat zij op
basis van de eerste toets het forfaitaire bedrag van € 30.000 krijgt. - Op 6 oktober 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) advies uitgebracht.
De CvW heeft overwogen, kort gezegd, dat niet is gebleken van institutioneel
vooringenomen handelen voor de jaren 2008 tot en met 2011 noch dat er reden is
voor toepassing van de hardheidscompensatie. - Bij beschikking van 21 december 2022 heeft UHT meegedeeld dat belanghebbende
voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2011 geen compensatie krijgt toegekend. - Op 26 januari 2023 heeft gemachtigde namens belanghebbende een bezwaarschrift
ingediend. - Op 7 maart 2024 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
- Op 22 oktober 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit
advies gevoegd. - Op 13 november 2024 heeft UHT, daartoe in de gelegenheid gesteld door de
Commissie, een aanvullende beschouwing ingediend. Op 9 december 2024 heeft
gemachtigde hierop gereageerd. - De Commissie bestaande uit [voorzitter], [commissielid] en [commissielid], heeft dit advies behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming voor de jaren 2008 tot en met 2011 af te wijzen. Voorts is ook de vraag opgeworpen of B/T bij de terugvordering rekening had moeten houden met de
beslagvrije voet en zal de Commissie ingaan op de overige gronden van bezwaar.
Afwijzing compensatie jaren 2008 tot en met 2011
Belanghebbende stelt dat de compensatie voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2011 ten onrechte is afgewezen. Belanghebbende betwist dat zij in de toeslagjaren 2009 tot en met 2011 de KOT zelf heeft stopgezet. Belanghebbende verwijst naar de producties 49, 50 en 51 waaruit zou volgen dat de XML-bestanden niet met haar DigiD-gegevens zijn ondertekend. Voorts betoogt belanghebbende ten aanzien van toeslagjaar 2009 dat niet kan worden gesteld dat de wijzigingen correct zijn verlopen, nu de vermeende
vraagbrieven en de reactie van haar niet zijn terug te vinden in de systemen. Ten
aanzien van toeslagjaar 2010 betwist belanghebbende dat zij informatie zou hebben
toegestuurd waaruit zou blijken dat zij geen kinderopvang zou hebben genoten.
De Commissie overweegt als volgt. Voor compensatie komt, ingevolge het bepaalde in de Wht, kortweg, in aanmerking de ouder waarvan aannemelijk is dat de vaststelling van zijn of haar aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van B/T.
Het is de Commissie gebleken dat in het jaar 2008 geen neerwaartse correcties hebben
plaatsgevonden. Uit het bezwaardossier volgt verder dat belanghebbende in toeslagjaar 2009 de KOT op 12 mei 2010 met ingang van 1 juni 2009 zou hebben stopgezet. Naar aanleiding van deze stopzetting is de KOT gecorrigeerd. De tweede neerwaartse correctie in dit jaar ziet op een verhoging van het toetsingsinkomen. Voorts volgt uit het bezwaardossier dat in het jaar 2010 belanghebbende de KOT op 11 november 2010 met ingang van 31 december 2010 zou hebben stopgezet. Hierdoor vindt er een neerwaartse correctie plaats. Tevens zit in het dossier een door belanghebbende ondertekend antwoordformulier, waarin belanghebbende aangeeft in dit jaar geen gebruik te hebben gemaakt van geregistreerde opvang. Naar aanleiding hiervan is de KOT gecorrigeerd. In het jaar 2011 zou belanghebbende de KOT op 15 november 2010 met ingang van 1 januari 2011 hebben stopgezet, waardoor de KOT door B/T op nihil is gesteld.
Geplaatst tegen de achtergrond van deze feiten en omstandigheden overweegt de
Commissie dat het onvoldoende aannemelijk is geworden dat er bij de toekenning,
aanpassing of terugvordering van de KOT voor de toeslagjaren 2008 tot en met 2011
sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door B/T dan wel hardheid van het stelsel. De Commissie heeft, ook in de stelling van belanghebbende dat in de XML-bestanden voor de jaren 2009 tot en met 2011 haar DigiD-gegevens ontbreken geen aanknopingspunten gevonden om hier anders over te oordelen. De Commissie adviseert derhalve de bezwaren op dit punt ongegrond te verklaren.
De Commissie is verder van oordeel dat met het indienen van de schriftelijke reacties en de overige producties, het bestreden besluit voldoende is onderbouwd en in zoverre zorgvuldig tot stand is gekomen. Uit de stellingname van gemachtigde volgt niet dat in het beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zijn geweest bij de door UHT genomen besluiten. Naar het oordeel van de Commissie zijn er dan ook geen aanknopingspunten dat belanghebbende in haar procesbelang is geschaad. Nog los van de vraag of dat beginsel als zodanig van toepassing is in de bezwaarfase, volgt de Commissie gemachtigde daarom niet in de stelling dat het beginsel van ‘equality of arms’ geschonden zou zijn. De bezwaren zijn op dit punt ongegrond.
Beslagvrije voet
Belanghebbende heeft bij gebrek aan wetenschap gesteld dat B/T in het verleden geen
rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet en neemt daarom het standpunt in dat sprake is van hardheid van het stelsel. De Commissie begrijpt de stellingname van
belanghebbende aldus dat bij een eventuele verrekening geen rekening met de
beslagvrije voet is gehouden. De Commissie overweegt dat het verrekenen van terechte terugvorderingen geen compensatie op grond van hardheid oplevert.
Uit de wetsgeschiedenis van de Wht en systematiek van de compensatieregeling kan niet worden afgeleid dat de wetgever dergelijke gevallen voor ogen heeft gehad. De situatie van verrekening wordt niet expliciet door de wetgever genoemd. Bij de bepaling van de hoogte van de compensatie in de artikelen 2.2 en 2.3 Wht wordt aangesloten bij het bedrag van de weigering, terugvordering of stopzetting van KOT die een direct gevolg is van onder andere hardheid. De verrekening van een op zichzelf terechte terugvordering of stopzetting valt daar niet onder. Dat is verder ook met zoveel woorden terug te lezen in de memorie van toelichting. Daarin staat: Bij gedupeerden door een onterechte O/GS-kwalificatie waren de terugvorderingen op zichzelf niet onterecht, dus deze worden niet gecompenseerd. Wel krijgen de ouders een financiële tegemoetkoming voor het ondervonden nadeel van 30% van de betreffende terugvorderingen (Kamerstukken II 2021–2022, 36 151, nr. 3, p. 14). Daar komt bij dat in de wetsgeschiedenis, namelijk in de nota naar aanleiding van het verslag, wordt opgemerkt dat de reikwijdte van de hardheidsregeling bewust enigszins beperkt is gehouden en dat eventuele uitbreidingen een nieuwe bewuste afweging van de wetgever vergen (Kamerstukken II 2021-2022, 36 151, nr. 7, p. 14). Aan de bezwaargrond dat B/T bij de verrekeningen geen rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet, komt de Commissie gelet op wat hiervoor is overwogen niet meer toe. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Niet herbeoordeelde toeslagjaren
Belanghebbende heeft tijdens de zitting van 22 oktober 2024 aangevoerd dat zij ook een herbeoordeling wenst over de toeslagjaren 2005 tot en met 2007 en de jaren 2012 tot en met 2017. De Commissie kan daarover pas een advies uitbrengen, als UHT na herbeoordeling van deze jaren een voor bezwaar vatbaar besluit heeft genomen. Indien deze herbeoordeling niet leidt tot een voor belanghebbende bevredigend besluit, dan kan zij, indien zij dat wenst, tegen die beschikking een bezwaarschrift indienen, waarna de Commissie daarover een advies zal uitbrengen.
Daarbij merkt de Commissie op dat naar aanleiding van het verzoek van gemachtigde
aan UHT om contact op te nemen met het Landelijke Incasso Centrum (hierna: LIC) met de vraag in welke jaren er een bedrag van rond de € 300 per maand door
belanghebbende aan B/T is terugbetaald, het volgende is gebleken. Uit de toegestuurde overzichten van het LIC voor de jaren 2013 tot en met 2019 volgt dat belanghebbende maandelijks meer dan € 100 heeft moeten terugbetalen. Uit de overzichten blijkt dat dit niet enkel op de KOT zag, maar ook op andere toeslagen zoals de huur- en zorgtoeslag.
Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie niet adviseert het primaire besluit te herroepen, is er geen aanleiding
een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.
Conclusie
De Commissie adviseert om het bezwaarschrift gericht tegen de beschikking van
21 december 2022 met het kenmerk UHT-DCHA ongegrond te verklaren en het verzoek om proceskostenvergoeding af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter