Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-11316

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 25 mei 2021 met kenmerk UHT-DC

Ontvangst bezwaarschrift: 9 juli 2021

Hoorzitting: 11 juni 2024

Overdracht advies aan UHT: 17 juni 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond te verklaren. Voorts adviseert de
Commissie het verzoek voor een vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.

Onderwerp van advies

Door belanghebbende is op 9 juli 2021 een bezwaarschrift ingediend tegen de beschikking van 25 mei 2021 met kenmerk UHT-DC (hierna: de bestreden beschikking). In de bestreden beschikking wordt aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 100.840 toegekend voor de toeslagjaren 2006, 2008
en 2009. De Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die periode fouten
gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Op 12 december 2019 heeft belanghebbende telefonisch verzocht om herbeoordeling van de KOT voor de toeslagjaren 2006, 2008 en 2009.
  • Per brief van 28 december 2020 (met kenmerk UHT-VC I) heeft UHT aan
    belanghebbende laten weten dat het voorlopige compensatiebedrag is vastgesteld op € 100.840.
  • Bij beschikking van 25 mei 2021 heeft UHT besloten dat belanghebbende recht heeft op een definitief compensatiebedrag van € 100.840 voor de toeslagjaren 2006, 2007 en 2008.
  • Op 25 juni 2021 heeft belanghebbende een bezwaarschrift tegen deze beschikking
    ingediend. Deze is op 9 juli 2021 door UHT ontvangen.
  • Op 12 september 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 11 juni 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden ten overstaan van de Commissie. Het hoorverslag is aan dit advies gevoegd.
  • De Commissie heeft onderstaand advies uitgebracht.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

De ontvankelijkheid van het bezwaarschrift is niet in geschil.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Motiveringsbeginsel
De Commissie stelt vast dat uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat dit geen punt van bezwaar meer is. De gemachtigde heeft aangegeven dat UHT in de schriftelijke reactie een toelichting heeft gegeven op de compensatieberekening en deze toelichting is goed te volgen.

Compensatieberekening
Het uit artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voortvloeiende
verbod van reformatio in peius betekent dat het indienen van een bezwaarschrift er niet toe mag leiden dat de indiener via de heroverweging door het bestuur in een slechtere positie geraakt, dan zonder de bezwaarprocedure mogelijk zou zijn. In een aantal uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) (vergelijk onder meer ECLI:NL:CRVB:2022:865) heeft deze rechter geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat een element van de besluitvorming in bezwaar voor betrokkene in negatieve zin wordt bijgesteld, op zich niet leidt tot een verboden benadeling.

Het gaat er aldus de CRvB om of het resultaat van de besluitvorming ook nadelig is voor de betrokkene. Voor zover UHT in haar beslissing op bezwaar één of meerdere bedragen wijzigt ten nadele van belanghebbende, merkt de Commissie op dat deze enkele omstandigheid niet zonder meer leidt tot strijdigheid met het verbod van reformatio in peius. Om te kunnen beoordelen of het resultaat van de wijzigingen nadelig is voor belanghebbende, dient het resultaat van de compensatieberekening in de bestreden beschikking te worden vergeleken met het resultaat van de nieuwe
compensatieberekening in de beslissing op bezwaar. Deze nog uit te voeren herberekening mag er niet toe leiden dat belanghebbende in een slechtere positie
geraakt vergeleken met de definitieve beschikking van 25 mei 2021, waartegen het
bezwaar is gericht.

Met het standpunt van UHT, voor wat betreft de componenten d, e en j in de
compensatieberekening aan te passen, constateert de Commissie dat belanghebbende
niet in een in voornoemde zin slechtere positie mag raken. De Commissie adviseert UHT, aansluitend bij haar eigen standpunt, dit onderdeel van het bezwaar gegrond te
verklaren en de compensatie opnieuw te berekenen en daarbij alle, ingevolge de Wht,
daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies.

Immateriële schadevergoeding
De Commissie stelt vast dat het bezwaar gedeeltelijk gegrond is. Om deze reden zal de
einddatum voor de berekening van de immateriële schadevergoeding (component i)
worden vastgesteld op de dagtekening van de beslissing op bezwaar.

Aanvullende vergoeding
De Commissie merkt op dat bovenstaande aanpassing tot gevolg heeft dat ook de
aanvullende vergoeding van 1% (component k) dient te worden doorberekend tot de
datum van de beslissing op bezwaar.

Het compensatiebedrag is niet toereikend
De Commissie overweegt dat het op grond van de Wht niet mogelijk is een hogere
schadevergoeding toe te kennen, zoals ook door UHT is aangegeven in de schriftelijke
reactie. Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor kan een verzoek bij de Commissie Werkelijke Schade ingediend worden, hetgeen belanghebbende ook heeft gedaan. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Proceskostenvergoeding
Nu de bezwaren naar de mening van de Commissie deels gegrond zijn en het advies van de Commissie ertoe strekt om de beschikking te herroepen, adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Commissie adviseert om hierbij de hoogste vergoeding toe te kennen met wegingsfactor 2.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

  • het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren;
  • de compensatie opnieuw te berekenen en daarbij alle, ingevolge de Wht, daarmee
    samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit
    advies;
  • een proceskostenvergoeding toe te kennen met wegingsfactor twee tegen de
    hoogste vergoeding per procespunt.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter